Accu opladen
GEVAAR
Onjuist gebruik van de oplader
Elektrische schok
Neem de netspanning en de zekering op het typeplaatje
van het apparaat in acht.
Gebruik het oplaadapparaat alleen in droge ruimtes met
voldoende ventilatie.
Het ingebouwde oplaadapparaat is elektronisch ge-
stuurd en geschikt voor alle aanbevolen accu's. Het op-
laadapparaat beëindigt het laadproces automatisch.
Instructie
De overeenkomstige oplaadcurve moet worden inge-
steld voor elk geïnstalleerd type accu.
De geïnstalleerde accu wordt tijdens het opladen op het
display weergegeven.
De oplaadtijd bedraagt gemiddeld ca. 10-15 uur.
Het apparaat kan tijdens laden niet worden gebruikt.
Instructie
Het apparaat beschikt over een beveiliging tegen volle-
dige ontlading, d.w.z. dat als tijdens de werking de nog
toegestane minimale capaciteit wordt bereikt, de bor-
stelmotor en de turbine worden uitgeschakeld.
1. Breng het apparaat direct naar de voorziene oplaad-
plaats, vermijd daarbij hellingen.
2. Steek de netstekker op de aansluitkabel in het stop-
contact.
3. Laad op tot het display aangeeft dat de accu volledig
opgeladen is.
Onderhoudsvrije accu's (nat)
GEVAAR
Gevaar voor brandwonden door uittreden van zuur!
Vul de accu met water alleen als deze ontladen is.
Gebruik bij het werken met accuzuur een veiligheidsbril
en spoel zuurspatten op de huid of kleding onmiddellijk
uit met water.
LET OP
Gevaar voor beschadiging van de accu's!
Bij gebruik van water met toevoegingen vervalt de ga-
rantie op de accu.
Gebruik voor het bijvullen van de accu's alleen gedestil-
leerd of ontzilt water (EN 50272-T3).
Gebruik geen vreemde additieven of verbeteringsmid-
delen.
1. Een uur voor het einde van de laadprocedure gede-
stilleerd water toevoegen. Hierbij de juiste zuur-
stand conform de kenmerking van de accu in acht
nemen.
Aan het einde van de laadprocedure moeten alle
cellen gassen.
Apparaat inschakelen
1. Een intelligente sleutel in het bedieningspaneel ste-
ken.
2. De programmaschakelaar naar een reinigingspro-
gramma draaien.
Op het scherm verschijnt na elkaar:
● Kärcher-logo
● Tijd tot de volgende service in uren
● Batterijstatus en bedrijfsuren
● Softwareversie
● Bedrijfsindicatie
Afbeelding I
Ladingstoestand van de batterij
1
Ingestelde waterdosering (alleen voor apparaten
2
met elektrische waterklep)
Ingestelde snelheid
3
Ingestelde reinigingsmiddelendosering (alleen bij
4
apparaatvariant DOSE)
Het apparaat is bedrijfsgereed.
Smartphone koppelen
De app "Machine Connect" op een smartphone die met
het apparaat is verbonden, kan worden gebruikt om ge-
avanceerde apparaatfuncties uit te voeren:
● het type reinigingskop instellen
● de maximale transportsnelheid instellen
● de USB-poort uit-/inschakelen
● de aanlooptijd van de borstel(s) instellen
● de nalooptijd van de afzuiging instellen
● de snelheidsafhankelijke waterdosering in-/uitscha-
kelen
● de rechten van de gele intelligente sleutel beheren
● de fabrieksinstellingen herstellen
Instructie
De mogelijke functies zijn afhankelijk van de uitvoering
van het apparaat.
1. De QR-code op het apparaat met uw smartphone
scannen.
Afbeelding J
QR-code
1
Bluetooth®-symbool
2
2. De app "Machine Connect" op de smartphone in-
stalleren en starten.
3. Een intelligente sleutel in het bedieningspaneel ste-
ken.
4. Tegelijkertijd gedurende 3 seconden op de toetsen
"+" en "-" op het bedieningspaneel van het apparaat
drukken.
Instructie
Tijdens het koppelingsproces knippert het Bluetooth®-
symbool op het bedieningspaneel.
5. De instructies van de app op de smartphone voor
het koppelen. opvolgen.
6. De functies van de app worden uitgelegd op de
smartphone.
Instructie
Als de smartphone met het apparaat is gekoppeld, is
het Bluetooth-symbool constant aan.
Instructie
De mobiele telefoon kan worden aangesloten op de
USB-poort van het apparaat om de batterij op te laden.
Verzoeken om onderhoud
Nadat een bepaalde bedrijfsduur is verstreken, vraagt
het display om diverse onderhoudswerkzaamheden uit
te voeren:
Instructie
Interval (uren)
REINIGING FILTER ZUI-
10
GEN
REINIGING ZUIGBALK
20
REINIGING WATER FIL-
50
TEREN
CONTROLEREN
100
BORST.SLIJTAGE
CONTROLEREN ZUIG-
100
STRIP
1. De aangegeven onderhoudsactiviteit uitvoeren.
2. Op een willekeurige toets op het bedieningspaneel
drukken om te bevestigen.
De instructie verdwijnt en wordt opnieuw weergege-
ven na het verstrijken van het interval.
Werking
GEVAAR
Gevaarlijke situatie tijdens bedrijf
Gevaar voor letsel
Bij gevaar de rijhendel loslaten.
Verlies van stabiliteit
Gevaar voor letsel
Het pedaal om de reinigingskop omhoog/omlaag te
brengen met slechts één voet bedienen. De andere voet
stevig op de grond houden.
Bedrijfsstoffen bijvullen
Verswater bijvullen
1. De afsluiting van de verswatertank openen.
2. Het verswater (maximaal 50 °C) tot de onderrand
van de vulopening vullen.
Opmerking: De slang van het verswaterreservoir
kan tijdens het vullen met de slanghouder worden
vastgeklemd.
3. De afsluiting van het verswaterreservoir sluiten.
Vullen met schoon water met behulp van de
vulslang
1. De vulslang uit het apparaat trekken.
2. Het uiteinde van de vulslang op een waterkraan aan-
sluiten.
3. De afsluiting van het schoonwaterreservoir afnemen.
4. De watertoevoer openen (watertemperatuur maxi-
maal 50 °C).
5. Het vulniveau van het schoonwaterreservoir via de
vulopening observeren.
6. De watertoevoer sluiten wanneer het vulniveau de on-
derkant van de vulopening bereikt.
7. De afsluiting van het verswaterreservoir aanbrengen.
8. De vulslang loskoppelen van de waterkraan.
9. De vulslang in het apparaat schuiven.
Vul vers water bij met het vulsysteem
1. Sluit de waterslang aan op de aansluiting van het
vulsysteem (maximale watertemperatuur 50 °C).
2. De watertoevoer openen.
3. Bewaak het apparaat. Het automatische vulsysteem
onderbreekt de watertoevoer, als de verswatertank
vol is.
4. De watertoevoer sluiten.
5. Verwijder de waterslang.
Nederlands
Aanwijzingen over reinigingsmiddelen
WAARSCHUWING
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Gezondheidsgevaar, beschadiging van het apparaat
Gebruik alleen aanbevolen reinigingsmiddelen. Voor
andere reinigingsmiddelen is de exploitant het verhoog-
de risico met betrekking tot de bedrijfsveiligheid en het
gevaar voor ongevallen.
Gebruik alleen reinigingsmiddelen die vrij zijn van op-
losmiddelen, zout- en fluorwaterstofzuur.
Neem de veiligheidsaanwijzingen op de reinigingsmid-
delen in acht.
Instructie
Gebruik geen sterk schuimende reinigingsmiddelen.
Aanbevolen reinigingsmiddelen
Toepassing
Onderhoudsreiniging van alle water-
bestendige vloeren
Onderhoudsreiniging met verzor-
gingscomponenten
Onderhoudsreiniging en basisreini-
ging van industriële ondergronden
Onderhoudsreiniging van glanzende
ondergronden
Onderhoudsreiniging en basisreini-
ging van steengoed tegels
Onderhoudsreiniging en basisreiniging
van zuurbestendige ondergronden
Reiniging en desinfectie
Basisreiniging van alle alkalibesten-
dige vloerbedekkingen
Basisreiniging en decoating van al-
kaligevoelige vloeren
Toevoeging van reinigingsmiddel met
doseerinrichting
Alleen variant DOSE:
Aan het vers water wordt op weg naar de reinigingskop
door een doseerinrichting reinigingsmiddel toegevoegd.
1. Het reinigingsmiddel in de reinigingsmiddelbus vullen.
Instructie
Met de doseerinrichting kan maximaal 3 % reinigings-
middel worden gedoseerd. Als de dosering hoger is,
moet het reinigingsmiddel in het verswaterreservoir
worden gedaan.
LET OP
Gevaar voor verstopping
Bij het toevoegen van het reinigingsmiddel aan de vers-
watertank kan het reinigingsmiddel uitdrogen en de wer-
king van de doseerinrichting verstoren.
Spoel na het toevoegen van het reinigingsmiddel in de
verswatertank het apparaat met helder water: Selecteer
een reinigingsprogramma met watertoepassing, stel de
hoeveelheid water in op de hoogste waarde, stel de rei-
nigingsmiddeldosering in op 0.
Toevoeging van reinigingsmiddel zonder
doseerinrichting
1. Het reinigingsmiddel in het verswaterreservoir vullen.
Instructie
De afsluitdop van de vulopening heeft binnenin een
schaalverdeling en kan worden gebruikt om de reini-
gingsmiddelhoeveelheid af te meten.
Reinigingsmiddelendosering instellen
Bij de apparaatvariant DOSE wordt het reinigingsmiddel
toegevoegd aan het schone water op weg naar de rei-
nigingskop.
De reinigingsmiddelendosering kan voor elk reinigings-
programma afzonderlijk worden ingesteld.
1. Een intelligente sleutel in het bedieningspaneel steken.
2. Het in te stellen reinigingsprogramma kiezen met de
programmaschakelaar.
3. Op de toets reinigingsmiddelendosering drukken.
4. De gewenste reinigingsmiddelendosering met de
toetsen "+" en "-" instellen.
5. Om de instelling te aanvaarden, 3 seconden wach-
ten of op een van de andere toetsen drukken.
Waterhoeveelheid instellen
1. De waterhoeveelheid overeenkomstig de verontrei-
niging van de vloerbedekking instellen.
Instructie
De eerste reinigingspoging met geringe waterhoeveel-
heid uitvoeren. De waterhoeveelheid stap voor stap ver-
hogen tot het gewenste reinigingsresultaat is bereikt.
Instructie
Bij leeg verswaterreservoir werkt de reinigingskop zon-
der vloeistoftoevoer verder.
Reinigingsmid-
del
CA 50 C
RM 756
RM 746
RM 780
RM 69
RM 755
RM 753
RM 751
RM 732
RM 752
RM 754
61