2.
Gebruik klemmen om het werkstuk vast te
zetten wanneer dat mogelijk is. Als u het werk-
stuk met de hand vasthoudt, moet u uw hand
altijd minstens 100 mm van beide kanten van
het zaagblad weg houden. Gebruik deze zaag
niet voor het zagen van werkstukken die te
klein zijn om stevig vast te klemmen of met de
hand vast te houden. $OV XZ KDQG WH GLFKW ELM KHW
zaagblad is geplaatst, is de kans groter dat u letsel
oploopt door het aanraken van het zaagblad.
3.
Het werkstuk moet stil liggen en vastgeklemd zijn
of vastgehouden worden tegen zowel de geleider
als de tafel. Voer het werkstuk niet in het zaagblad
aan, en zaag nooit 'uit de vrije hand'. Losliggende
of bewegende werkstukken kunnen op hoge snelheid
worden weggeworpen en letsel veroorzaken.
4.
Duw het zaagblad door het werkstuk. Trek
het zaagblad niet door het werkstuk. Om een
zaagsnede te maken, brengt u de zaagkop
omhoog en trekt u het naar u toe boven het
werkstuk zonder te zagen. Start de motor, duw
de zaagkop omlaag en duw het zaagblad door
het werkstuk. $OV WLMGHQV GH WUHNNHQGH EHZHJLQJ
ZRUGW JH]DDJG NOLPW KHW ]DDJEODG ZDDUVFKLMQOLMN
uit het werkstuk en wordt de zaagkop met kracht
in de richting van de gebruiker geworpen.
5.
Kruis met uw hand nooit de beoogde zaaglijn,
hetzij vóór dan wel achter het zaagblad. Het
µNUXLVOLQJV¶ YDVWKRXGHQ YDQ KHW ZHUNVWXN ZDDUELM
het werkstuk aan de rechterkant van het zaagblad
wordt vastgehouden met de linkerhand, of vice
YHUVD LV ELM]RQGHU JHYDDUOLMN
Fig.1
6.
Reik niet achter de geleider met een van uw
handen dichter dan 100 mm bij een van de
kanten van het zaagblad, om houtsnippers
te verwijderen of om welke andere reden dan
ook, terwijl het zaagblad draait. U realiseert zich
PRJHOLMN QLHW KRH GLFKW XZ KDQG ELM KHW GUDDLHQGH
zaagblad is en u kunt ernstig letsel oplopen.
7.
Inspecteer uw werkstuk voordat u begint te zagen.
Als het werkstuk gebogen of verdraaid is, klemt
u het vast met de buitenkant van het gebogen
oppervlak tegen de geleider. Verzeker u er altijd
van dat er geen opening is tussen het werkstuk,
de geleider en de tafel langs de zaaglijn. Gebogen
of verdraaide werkstukken kunnen zich draaien of
verschuiven, en kunnen het draaiende zaagblad doen
YHUORSHQ WLMGHQV KHW ]DJHQ (U PRJHQ JHHQ VSLMNHUV RI
vreemde voorwerpen in het werkstuk zitten.
8.
Gebruik de zaag niet totdat de tafel vrij is van
alle gereedschappen, houtsnippers, enz.,
behalve het werkstuk. .OHLQH VWXNMHV DIYDO ORVVH
VWXNMHV KRXW RI DQGHUH YRRUZHUSHQ GLH LQ DDQUD-
king komen met het draaiende zaagblad, kunnen
met hoge snelheid worden weggeworpen.
9.
Zaag slechts één werkstuk tegelijkertijd.
Meerdere, opgestapelde werkstukken kunnen niet
goed worden vastgeklemd of vastgehouden, en
NXQQHQ KHW ]DDJEODG GRHQ YDVWORSHQ RI WLMGHQV KHW
zagen verschuiven.
10. Verzeker u er vóór gebruik van dat de verstek-
zaag is bevestigd of geplaatst op een stevig
werkoppervlak. Een horizontaal en stevig wer-
koppervlak verkleint de kans dat de verstekzaag
instabiel wordt.
11.
Plan uw werkzaamheden. Elke keer wanneer
u de instelling voor de schuine hoek of ver-
stekhoek, verzekert u zich ervan dat de ver-
stelbare geleider correct is afgesteld om het
werkstuk te steunen en tevens het zaagblad
of beschermingssysteem niet raakt tijdens
gebruik. Zonder het gereedschap in te schakelen
en zonder een werkstuk op de tafel, beweegt u het
zaagblad langs een volledige, gesimuleerde zaag-
VQHGH RP HU ]HNHU YDQ WH ]LMQ GDW KHW ]DDJEODG
niets raakt en er geen gevaar is dat in de geleider
wordt gezaagd.
12. Zorg voor voldoende ondersteuning, zoals
tafelverlengingen, zaagbokken, enz. voor
een werkstuk dat breder of langer is dan het
bovenoppervlak van de tafel. Werkstukken die
EUHGHU RI ODQJHU ]LMQ GDQ GH YHUVWHN]DDJWDIHO NXQ-
nen kantelen als ze niet goed worden ondersteunt.
$OV KHW DIJH]DDJGH GHHO RI KHW ZHUNVWXN NDQWHOW
kan het de onderste beschermkap optillen of wor-
den weggeworpen door het draaiende zaagblad.
13. Gebruik niet een andere persoon als ver-
vanging van een tafelverlenging of als extra
ondersteuning. Een instabiele ondersteuning van
het werkstuk kan ertoe leiden dat het zaagblad
YDVWORRSW RI KHW ZHUNVWXN YHUVFKXLIW WLMGHQV KHW
zagen, waardoor u en de helper in het draaiende
zaagblad worden getrokken.
14. Het afgezaagde deel van het werkstuk mag op
geen enkele wijze tegen het draaiende zaag-
blad bekneld raken of gedrukt worden. Indien
RSJHVORWHQ GZ] ELM JHEUXLN YDQ OHQJWHDDQVOD-
gen, kan het afgezaagde deel tegen het zaagblad
bekneld raken en met kracht weggeworpen
worden.
15. Gebruik altijd een klem of een bevestigings-
methode die bedoeld is om ronde werkstuk-
ken, zoals een staaf of buis, te ondersteunen.
6WDYHQ QHLJHQ WH YHUUROOHQ WLMGHQV KHW ]DJHQ
ZDDUGRRU KHW ]DDJEODG ]LFK µYDVWELMW¶ HQ KHW
werkstuk met uw hand in het zaagblad wordt
getrokken.
16. Laat het zaagblad de volle snelheid bereiken
voordat deze het werkstuk raakt. Dit verkleint de
kans dat het werkstuk wordt weggeworpen.
17. Als het werkstuk of zaagblad vastloopt, scha-
kelt u de verstekzaag uit. Wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en
trek de stekker uit het stopcontact en/of verwij-
der de accu. Verwijder daarna het vastgelopen
materiaal. $OV X EOLMIW ]DJHQ PHW HHQ YDVWJHORSHQ
zaagblad, kunt u de controle over de verstekzaag
verliezen of deze beschadigen.
18. Nadat u de zaagsnede hebt voltooid, laat u
de schakelaar los, blijft u de zaagkop omlaag
gedrukt houden en wacht u tot het zaagblad
stilstaat voordat u het afgezaagde deel verwij-
dert. +HW LV JHYDDUOLMN RP PHW XZ KDQG LQ GH EXXUW
van het nalopende zaagblad te reiken.
19. Houd het handvat stevig vast bij het maken
van een onvolledige zaagsnede en bij het
loslaten van de schakelaar voordat de zaagkop
helemaal omlaag is geduwd. Door het remeffect
van het zaagblad kan ertoe leiden dat de zaagkop
plotseling omlaag getrokken wordt, waardoor een
kans op letsel ontstaat.
108 NEDERLANDS