Inslikken van de prothese – Het per ongeluk inslikken van de stemprothese of andere
onderdelen van het spraakrevalidatiesysteem kan voorkomen. Net als met andere vreemde
voorwerpen zijn de symptomen die door het inslikken van de stemprothese of andere
onderdelen van het spraakrevalidatiesysteem worden veroorzaakt grotendeels afhankelijk
van de grootte, locatie, mate van obstructie (indien van toepassing) en de tijdsduur ervan.
Ingeslikte onderdelen die onder in de oesofagus zijn achtergebleven, kunnen worden
verwijderd door middel van oesofagusscopie of kunnen korte tijd worden geobserveerd.
Het voorwerp kan spontaan in de maag terecht komen; vreemde voorwerpen die in de
maag terecht komen, passeren gewoonlijk het darmkanaal. Het operatief verwijderen
van vreemde voorwerpen dient te worden overwogen wanneer er een darmobstructie
optreedt, bloedingen voorkomen, perforatie optreedt of als het voorwerp niet door het
darmkanaal kan worden gepasseerd.
Hemorragie/bloeding van de punctie – Tijdens vervanging van de prothese kunnen
de randen van de TE-punctie licht gaan bloeden. Dit gaat gewoonlijk spontaan over.
Patiënten die worden behandeld met antistollingsmiddelen dienen vóór plaatsing of
vervanging van de prothese echter zorgvuldig te worden beoordeeld in verband met de
kans op bloedingen.
Infectie en/of oedeem van de TE-punctie – Infectie, vorming van granulatieweefsel en/of
oedeem van de punctie (bijv. tijdens radiotherapie) kunnen de lengte van het punctiekanaal
vergroten. Hierdoor kan de prothese naar binnen en onder het tracheale of oesofagale
slijmvlies worden getrokken. Anderzijds kunnen ontsteking of overwoekering van het
oesofagale slijmvlies ervoor zorgen dat de prothese uit de punctie gaat steken. In dit geval
wordt tijdelijke vervanging van de prothese door een prothese met een langere schacht
aanbevolen. Voor behandeling van de infectie kan een kuur met breedspectrumantibiotica
met of zonder corticosteroïden worden overwogen. Indien de infectie niet met een
behandeling met antibiotica en/of corticosteroïden kan worden verholpen terwijl de
prothese op zijn plaats zit, moet de prothese worden verwijderd. In sommige gevallen
kan plaatsing van een stent in de punctie met een katheter worden overwogen. Indien de
punctie zich na verwijdering van de prothese spontaan sluit, moet een nieuwe punctie
worden uitgevoerd voor de plaatsing van een nieuwe prothese.
Granulatie rond de punctie – De vorming van granulatieweefsel rond de TE-punctie
komt voor bij 5% van alle gebruikers. Elektrische, chemische of lasercauterisatie van
het granulatiegebied kan worden overwogen.
Hypertrofi sche littekenvorming rond de punctie – Als de prothese relatief kort is kan
uitstulping van het tracheale slijmvlies over de tracheale fl ens voorkomen. Dit overtollige
weefsel kan worden verwijderd door middel van een laser (CO2 of Nd:YAG). Ook kan
een prothese met een langere schacht worden gebruikt.
Uitsteken/extrusie van de prothese – Tijdens infectie van de TE-punctie komt het
uitsteken en vervolgens spontane extrusie van de prothese soms voor. De prothese dient
te worden verwijderd om losraken ervan in de trachea te voorkomen. De punctie kan
zich na verwijdering van de prothese spontaan sluiten. Mogelijk moet dan een nieuwe
punctie worden uitgevoerd voor de plaatsing van een nieuwe prothese.
Lekkage rond de prothese – Er kan kortstondige lekkage rond de prothese optreden
die zich spontaan weer kan oplossen. De meest voorkomende reden hiervan is dat de
prothese te lang is, hetgeen kan worden verholpen door een kortere prothese te plaatsen.
De lekkage kan ook worden verholpen met een prothese van een andere (grotere) diameter.
Dit kan tevens voorkomen wanneer de extra grote fl ens van de Provox Vega XtraSeal
niet volledig ontvouwen is in het lumen van de oesofagus. Geen enkel deel van de extra
grote oesofagale fl ens hoort langs de schacht van de stemprothese zichtbaar te zijn en
wanneer eraan gedraaid wordt, moet de stemprothese vrij bewegen. Om de extra grote
fl ens volledig te ontplooien helpt het de stemprothese te draaien en deze tegelijkertijd
een klein beetje in de richting van de oesofagus te duwen. Maak bij twijfel gebruik van
een fl exibele endoscoop om correcte plaatsing in de oesofagus te bevestigen.
Indien de lekkage niet verbetert (wat vaak wel spontaan gebeurt), kan er een Provox
XtraFlange [fl ens] worden gebruikt. Andere manieren om lekkage rond de stemprothese
te verhelpen, zijn tijdelijke verwijdering van de prothese en het inbrengen van een
tracheacanule met cuff en/of nasogastrische voedingssonde zodat de punctie kan krimpen.
Ook kan na verwijdering van de prothese een tabakszakhechting met 3x0 resorbeerbaar
materiaal submucosaal worden aangebracht rond de TE-punctie. De nieuwe prothese moet
worden ingebracht en de hechting voorzichtig worden aangetrokken zodat de wanden van
de punctie de prothese rondom afsluiten. Indien de lekkage rond de prothese hardnekkig
is, zijn wellicht conservatievere maatregelen, operatieve sluiting van de punctie en het
uitvoeren van een nieuwe punctie nodig.
Weefselschade – Indien de prothese te kort of te lang is of vaak tegen de oesofagale wand
wordt gedrukt door een tracheale canule, stemprothese of de vinger van de patiënt, kan er
schade aan de punctie of het tracheale en/of oesofagale weefsel ontstaan. Dit kan vaker
voorkomen bij patiënten die radiotherapie ondergaan. Inspecteer de omstandigheden
regelmatig om ernstige schade te voorkomen.
5. Extra informatie
5.1 Compatibiliteit met MRI, röntgen- en
bestralingstherapie
Provox-stemprotheses zijn getest en compatibel bevonden met kernspintomografi e
(getest tot 3,0 tesla), röntgen- en bestralingstherapie (getest tot 70 Gy), met uitzondering
van de Provox ActiValve.
De prothese kan gedurende onderzoeks-/behandelsessies in
de tracheo-oesofagale-punctie aanwezig blijven.
De radiopake klepzitting is zichtbaar
op röntgenopnamen.
5.2 Levensduur van het hulpmiddel
De levensduur varieert afhankelijk van de individuele biologische omstandigheden. De
mate van slijtage van het hulpmiddel kan voor een langere periode niet worden voorspeld.
Het materiaal van de prothese wordt na verloop van tijd aangetast door bijvoorbeeld
micro-organismen als bacteriën en gist. De structurele integriteit van de prothese zal
na verloop van tijd achteruit gaan.
5.3 Hulp voor de gebruiker
Zie het achterblad van deze gebruiksaanwijzing voor de contactgegevens voor aanvullende
hulp of informatie.
23