Zorg dat de onderste pijp van de opvangzakmonding zich vast
haakt aan de daarvoor bestemde veerhaak (2).
Indien het vasthaken moeilijk verloopt, of indien de opvangzak te
los vastgemaakt is, dient men de veer af
te stellen (
6.3.6).
Indien men wenst te werken zonder de
opvangzak, is er, op aanvraag, een kit
aflaatbeveiliging (
8.2) leverbaar die,
zoals aangegeven in de bijbehorende
instructies, op de achterplaat bevestigd
dient te worden.
5.3.6 C ontrole van de veiligheid en de doeltreffendheid van
de machine
1. Controleer of de beveiligingen werken zoals aangegeven
(
5.2).
2. Controleer of de rem correct werkt.
3. Begin niet te maaien indien de snij-inrichtingen trillen of men
twijfels heeft omtrent de scherpe staat van de snij-inrichtingen;
denk er altijd aan dat:
– Een botte snij-inrichting rukt het gras uit een veroorzaakt de
vergeling van het gazon.
– Een snij-inrichting die niet goed vastzit gaat op abnormale wijze
trillen en is een potentiële gevarenbron.
LET OP!
Gebruik de machine niet indien men niet ze-
ker is van de doeltreffendheid en veiligheid en contacteer de
Verkoper voor de nodige controles of reparaties.
5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE
5.4.1 Het starten
GEVAAR!
De machine dient altijd in de open lucht of in
een goed geventileerde ruimte gestart te worden! DENK ER
ALTIJD AAN DAT UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN!
Alvorens de motor te starten
– zet de koppeling in de vrije stand («N»)(
– schakel door de snij-inrichtingen uit(
– schakel de handrem in als u zich op een hellend terrein bevindt;
– activeer bij koud starten de choke (
– als de motor reeds warmgedraaid is, is het voldoende de hendel
tussen «LANGZAAM» en «SNEL» te zetten;
– steek de sleutel in het contactslot en draai deze in de «DRAAIEN»
stand om het elektrische circuit in werking te stellen, draai de
sleutel daarna in de «START» stand om de motor te starten;
– laat de sleutel los zodra de motor gestart is.
Als de motor eenmaal draait breng de gashendel terug in de
«LANGZAAM» stand.
BELANGRIJK
Het commando choke
keld zodra de motor regelmatig draait; het gebruik ervan als de
motor heet is, kan de bougie vervuilen en ervoor zorgen dat de
motor onregelmatig loopt.
OPMERKING
ls er moeilijkheden zijn bij het starten, blijf dan
A
niet te lang aanhouden om de accu niet uit te putten en de motor
niet te verzuipen. Draai de sleutel weer in de «STOP» stand, wacht
enkele seconden en probeer opnieuw te starten. Indien het pro-
bleem voortduurt, raadpleeg dan hoofdstuk «8» van deze handlei-
ding en de handleiding van de motor.
BELANGRIJK
enk er altijd aan dat de beveiligingssystemen
D
het starten van de motor beletten wanneer de veiligheidsvoorschrif-
ten niet in acht worden genomen (
gevallen het belet tot starten is hersteld, dient de sleutel in de
«STOP» stand gedraaid te worden voordat de motor opnieuw gestart
NL
14
4.22);
4.8);
4.2);
moet worden uitgescha-
5.2). Nadat in de bovenstaande
kan worden.
5.4.2 Vooruit rijden en verplaatsingen
LET OP!
De machine is niet goedgekeurd om op de
openbare weg te rijden. Ze mag (volgens het Wegverkeers-
regelement) uitsluitend gebruikt worden op privé-terrein dat
voor verkeer gesloten is.
Tijdens het vervoer:
– de snij-inrichtingen uitschakelen;
– de snijgroep in de hoogste stand (stand «7») zetten;
Zet de gashendel in een tussenpositie tussen «LANGZAAM» en
«SNEL».
Schakel de handrem uit en laat het rempedaal opkomen (
Trap het tractiepedaal naar voren (
snelheid door de druk op het pedaal zelf aan te passen en op de
juiste manier op het gaspedaal te handelen.
LET OP!
Het inschakelen van de aandrijving moet
plaatsvinden op de reeds beschreven manier (
voorkomen dat een te abrupte inschakeling het
voertuig laat steigeren en de controle verliest, vooral op hel-
lingen.
5.4.3 Remmen
Neem eerst snelheid af door het aantal omwentelingen van de motor
te verminderen en trap daarna op het rempedaal (
meer snelheid af te nemen totdat de machine stilstaat.
OPMERKING
Een gevoelige vertraging van de machine wordt
al bereikt door het pedaal voor voorwaartse of achterwaartse aan-
drijving los te laten.
5.4.4 Achteruit rijden
Het inschakelen van de achteruitversnelling DIENT altijd bij stilstand
te gebeuren.
Stop de machine en schakel de achteruitversnelling in door op het
koppelingspedaal in de richting «R» te duwen (
5.4.5 Het gras maaien
Wanneer het gazon dat gemaaid moet worden bereikt is, moet men
zich ervan verzekeren dat de opvangzak of de aflaatbeveiliging cor-
rect gemonteerd zijn.
HF24••
••
HF26••
◊
De functie van de anti-scalp wieltjes is steeds een ruimte te behou-
den tussen het terrein en de rand van de snijgroep, om te vermijden
dat deze het gazon kan beschadigen in geval van onregelmatigheid
van het terrein.
Ieder anti-scalp wieltje van de snijgroep kan op twee verschillende
hoogtes gemonteerd worden: op de
laagste positie vervult het de functie
van het behouden van de afstand; op
de hoogste positie, wordt deze func-
tie uitgesloten.
Om de positie te veranderen, schroeft
u de pen (1) los en plaatst u het wiel
(2) in het bovenste of onderste gat
van de rij die in de afbeelding wordt
getoond.
LET OP!
Deze werkzaam-
4.22) en bereik de gewenste
4.22) om te
4.21) om nog
4.23).
••
◊
4.21).