Honda HF2317 Manual De Instrucciones página 152

PROBLEEM
12. Het controlelampje van de accu
knippert
13. Het controlelampje van de olie gaat
aan tijdens het werken
14. – Kalibratie mislukt.
De hellingslampjes (4.13.l) knippe-
ren afwisselend
15. – De hellingslampjes (4.13.l) lichten
vaak foutief op
16. – De hellingslampjes (4.13.l) lichten
op wanneer het oppervlak vlak is of
een laag verloop heeft.
17. Met de sleutel op "DRAAIEN" wordt
het USB-apparaat niet opgeladen
18. De code voor het onderhoudsinter-
val verschijnt niet wanneer de interven-
tiedrempel bereikt is.
( modellen HF2417•••)
19. De code voor het onderhoudsin-
terval en het bijbehorende pictogram
kunnen niet hersteld worden, ook al is de
motor uitgeschakeld.
( modellen HF2417•••)
20. De rij-uren (4.13.a.1) worden niet
geteld
( modellen HF2417•••)
21. De rij-uren (4.13.a.1) worden niet
geteld
( modellen HF2625•••)
22. De helderheid van de LED-koplamp
vermindert tijdens het werk.
23. De hoofd- LED-koplamp gaat niet
aan in donkere omstandigheden, met
het parkeerlicht (daglicht) ingeschakeld.
24. Het parkeerlicht (daglicht) gaat niet
aan
NL 28
MOGELIJKE OORZAAK
– de accu bereikt de overspanningsdrempel
– problemen met de smering van de motor
– de condities van de machine zijn niet ge-
respecteerd
– kalibratie te laat
– defect van de sensor
– er wordt niet veilig gereden
– lage bandenspanning
– hellingsensor niet gekalibreerd
– problemen aan de elektronische kaart
– slecht verbonden inrichting
– inrichting niet verbonden
– storing van de USB-kabel
– temperatuur USB-aansluiting te hoog
– de accu niet goed is opgeladen
– te hoge spanning van de accu
– controller losgekoppeld
– defect aan de controller of aan de elektro-
nische kaart
– motortoerentalsignaal losgekoppeld
– defect aan de motor of aan de elektroni-
sche kaart
– lage accuspanning
– de temperatuur van het elektronische appa-
raat in de koplampunit is te hoog.
– connector ontkoppeld
– kabel slecht verbonden
– problemen aan de elektronische kaart
– bedrading beschadigd
– connector ontkoppeld
– kabel slecht verbonden
– bedrading beschadigd
OPLOSSING
– Zet de sleutel onmiddellijk op «STOP»;
– Ontkoppel de accu;
– Contacteer uw Dealer
Zet de sleutel onmiddellijk op «STOP»:
– herstel het niveau in de olietank (
- vervang het filter (contacteer uw Dealer indien het probleem
aanhoudt)
– Zet de sleutel op «STOP», controleer de condities van de
machine en neem contact op met uw dealer om de sensor
opnieuw te kalibreren.
– Contacteer uw Dealer
– Rijd zonder plotselinge inschakelingen; starten, stoppen en
draaien
– controleer de bandendruk
– contacteer uw Dealer
– contacteer uw Dealer
Zet de sleutel op stand «STOP» en zoek de oorzaken van het
defect:
– controleer de verbinding van de inrichting
– controleer de verbinding van de inrichting
– gebruik een andere USB-kabel
– wacht tot de plug is afgekoeld en probeer het opnieuw
– controleer de accuspanning en het laadsysteem
– controleer de accuspanning op het display en wacht tot de
spanningswaarde onder 12,7V zakt. Probeer dan opnieuw.
– controleer de aansluiting van de controller
– controleer de spanning van de accu met de motor ingescha-
keld.
Als de spanningswaarde lager is dan 12.7V, betreft de fout
de controller. Als de spanningswaarde hoger is dan 12.7V,
betreft de fout de elektronische kaart.
– controleer de aansluiting van het motortoerentalsignaal
– controleer de numerieke waarde en de motortoerentalindi-
cator op het display terwijl de motor draait.
Als de numerieke waarde en de grafische indicator weer-
gegeven worden, kan de fout betrekking hebben op de
elektronische kaart. Als beide niet worden weergegeven, ligt
de fout bij de motor.
Zet de sleutel op stand «STOP» en zoek de oorzaken van het
defect:
– controleer de accuspanning en het laadsysteem
– wacht even. Start dan opnieuw.
Zet de sleutel op stand «STOP» en zoek de oorzaken van het
defect:
– controleer de verbindingen en de kabels
– contacteer uw Dealer
Zet de sleutel op stand «STOP» en zoek de oorzaken van het
defect:
– controleer de verbindingen en de kabels
– contacteer uw Dealer
5.3.3)