16. Opsporen van storingen
Waarschuwing
Alvorens het deksel van de klemmenkast
te verwijderen of de pomp te verwijderen/
demonteren dient u er zeker van te zijn dat
de voedingsspanning naar de pomp is uit-
geschakeld en niet per ongeluk weer kan
worden ingeschakeld.
Storing
Oorzaak
1.
De pomp
a)
levert geen of
te weinig
b)
vloeistof.
c)
d)
e)
f)
g)
h)
2.
De motorbe-
a)
veiliging heeft
de motor uit-
b)
geschakeld
omdat de
c)
motor overbe-
last is.
d)
e)
488
Onjuiste elektrische aansluiting,
bijvoorbeeld twee fasen.
Verkeerde draairichting.
Lucht in inlaatleiding.
Tegendruk is te hoog.
Voordruk is te laag.
Inlaatleiding of waaier geblok-
keerd door verontreinigingen.
Pomp zuigt lucht aan als gevolg
van defecte afdichting.
Pomp zuigt lucht aan als gevolg
van laag vloeistofniveau.
De pomp is geblokkeerd door ver-
ontreinigingen.
De pomp draait boven het nomi-
nale werkpunt.
Dichtheid of viscositeit van de
vloeistof is hoger dan gespecifi-
ceerd bij het plaatsen van de
bestelling.
De motorbeveiliging is niet cor-
rect ingesteld.
Motor draait op twee fasen.
Oplossing
Controleer de elektrische aansluiting en corri-
geer zo nodig.
Verwissel twee fasen van de voedingsspan-
ning.
Ontlucht de inlaatleiding of de pomp.
Stel het werkpunt in conform het gegevens-
blad. Controleer het systeem op de aanwezig-
heid van verontreinigingen.
Verhoog het vloeistofniveau aan de inlaatzijde.
Open de afsluitklep in de inlaatleiding. Zorg dat
wordt voldaan aan alle voorwaarden die zijn
beschreven in paragraaf
Reinig de inlaatleiding of de pomp.
Controleer de afdichtingen van de leidingen,
de afdichtingen van het pomphuis en de asaf-
dichtingen. Vervang zo nodig de afdichtingen
van de pomp en de asafdichtingen.
Verhoog het vloeistofniveau aan de inlaatzijde
en houd het zo constant mogelijk.
Reinig de pomp.
Stel het werkpunt in conform het gegevens-
blad.
Indien minder debiet toereikend is, verminder
dan het debiet aan de uitlaatzijde. Monteer
anders een krachtiger motor.
Controleer de instelling van de motorbeveili-
ging en pas deze zo nodig aan.
Controleer de elektrische aansluiting. Vervang
de zekering als deze defect is.
8.5
Leidingwerk.