De capaciteit die op het apparaat is aangegeven, is de maximale last (WLL) die bevestigd
mag worden.
Als het hijsmiddel regelmatig gebruikt wordt voor het laten zakken van grote hoogten of
continu gebruikt wordt, dient vanwege eventuele oververhitting eerst de fabrikant
geraadpleegd te worden.
Zowel de boven- als de onderhaak (resp. de loopkat bij de modellen YLITP/YLITG en
YLLHP/YLLHG) van het apparaat moet zich op het moment van hijsen van de last in een
loodrechte lijn boven het zwaartepunt (S) van de last bevinden om slingeren van de last te
voorkomen.
De keuze en berekening van de geschikte draagconstructie zijn de verantwoordelijkheid van
het bedrijf dat het apparaat bezit.
Het bevestigingspunt en zijn draagconstructie moet ontworpen zijn voor de te verwachten
maximale belastingen (eigengewicht van het apparaat + capaciteit).
Voor alle apparaten met geïntegreerde loopkat (model YLITP/YLITG en YLLHP/YLLHG) geldt:
Het hijsmiddel is voor een groot aantal soorten balken evenals voor verschillende profielen
(bijv. INP, IPE, IPB enz.) geschikt, waarvan de maximale helling van de balkflens 14° niet
overschrijdt.
De rails en diens draagconstructie moet voor de te verwachten maximale belastingen
(eigengewicht van het apparaat + capaciteit) ontworpen zijn. De rails mag daarbij hoogstens
1/500 van de spanning doorbuigen.
De helling van de rijweg mag niet meer dan 0,3% zijn.
De luchtruimte tussen de wielflens en de balkenflens ("afmeting A") moet aan elke kant van de
loopkat tussen 1,0 en 2,5 mm bedragen (afhankelijk van het model) om een mogelijke
ontstekingsbron te voorkomen.
Loopkatten mogen alleen met gemonteerde stootblokken gebruikt worden om het ontstaan
van vonken te voorkomen.
Bij het ingangen van de takel, moet de gebruiker ervoor zorgen dat deze zo kan worden
bediend dat hijzelf of anderen niet in gevaar worden gebracht door de takel zelf, de ophanging
of de last.
De gebruiker mag pas beginnen met het verplaatsen van de last als hij zich ervan heeft
overtuigd dat de last goed is bevestigd en dat er zich geen personen in de gevarenzone
bevinden.
Personeel mag nooit onder een hangende last lopen of zich eronder ophouden.
Een geheven of geklemde last mag niet onbeheerd blijven of geheven of geklemd blijven voor
langere tijd.
De takel kan in een omgevingstemperatuur tussen –20°C en +40°C gebruikt worden. Bij
extreme omstandigheden dient de fabrikant geraadpleegd te worden.
Let op: bij omgevingstemperatuur onder 0°C voor gebruik controleren of de rem
bevroren is door 2-3 keer een kleine last te hijsen en te laten zakken.
©
2014 Columbus McKinnon Industrial Products GmbH