Elektrische Installatie; In Bedrijf Stellen, Opstarten, Bedienen En Uitschakelen; De Pomp Vullen; De Draairichting Controleren - Xylem LOWARA e-MPA Manual De Instalación, Funcionamento Y Mantenimiento

nl - Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
Breng de koppelingsbescherming aan –
1.
onderste helft (2) met behulp van het
bevestigingsmateriaal – laag (2).
2. Doe de stelring (3) er met de gleuf naar
beneden in en druk deze axiaal naar de motor
toe.
Breng de koppelingsbescherming aan –
3.
bovenste helft (1) met behulp van het
bevestigingsmateriaal.
4. Draai het bevestigingsmateriaal vast.
4.3.4

Elektrische installatie

1. Verwijder de schroeven van de deksel van de
klemmenkast.
2. Sluit de stroomkabels aan en bevestig ze
volgens het toepasselijke bedradingsschema.
Voor de bedradingsschema's, zie
16. De schema's zijn ook beschikbaar aan de
achterkant van de deksel van de
klemmenkast.
a) Sluit de aarddraad (massa) aan.
Zorg ervoor dat de aarddraad (massa)
langer is dan de fasedraden.
b) Sluit de fasedraden aan.
3. Monteer de deksel van de klemmenkast.
OPMERKING:
Draai de kabelwartels voorzichtig aan om te
voorkomen dat de kabel kan verschuiven en er
vocht in de klemmenkast terecht kan komen.
4. Als de motor niet uitgerust is met een
automatische terugstelfunctie van de
thermische beveiliging, stel dan de
beveiliging tegen overbelasting in volgens
onderstaande lijst.
–
Als de motor wordt gebruikt op
volledige belasting, stel dan de
waarde in op de nominale
stroomsterkte van de elektrische
pomp (typeplaatje)
–
Als de motor wordt gebruikt op
gedeeltelijke belasting, stel dan de
waarde in op de
bedrijfsstroomsterkte (bijvoorbeeld
gemeten met een stroomtang).
–
Als de pomp over een star-delta-
startsysteem beschikt, stel het
thermische relais dan in op 58% van
de nominale stroomsterkte of de
bedrijfssstroom (alleen voor
driefasemotoren).
5 In bedrijf stellen, opstarten,
bedienen en uitschakelen
Voorzorgsmaatregelen
WAARSCHUWING:
 Zorg ervoor dat de afgevoerde
vloeistof geen schade of letsel
veroorzaakt.
 De motorbeschermers kunnen de
motor onverwacht opnieuw starten. Dit
kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
 Stel de pomp nooit in werking wanneer
de koppelingsbescherming niet correct
is gemonteerd.
86
OPMERKING:


Afbeelding




5.1
Voor informatie over de pompaansluitingen, zie
Afbeelding
Installaties met vloeistofniveau boven de
pomp (aanzuighoogte)
1.
2.
3.
4.
Installaties met vloeistofniveau onder de
pomp (aanzuighoogte)
1.
2.
3.
4.
5.
5.2
Volg deze procedure vóór het opstarten.
1.
2.
3.
VOORZICHTIG:
 Het buitenoppervlak van de pomp en
de motor kunnen tijdens de werking
warmer worden dan 40°C (104°F).
Raak ze niet aan zonder
beschermende kleding.
 Plaats geen brandbaar materiaal in
de buurt van de pomp.
Gebruik de pomp nooit wanneer de
stroomsnelheid lager is dan het minimale
nominale niveau, wanneer deze droog is of
zonder vulling vooraf.
Bedien de pomp nooit met de aan-uit persklep
langer gesloten dan een paar seconden.
Bedien de pomp nooit met de aan-uit
aanzuigklep gesloten.
Stel een stilstaande pomp niet bloot aan
vriesomstandigheden. Voer alle vloeistof af die
zich in de pomp bevindt. Wanneer u dat niet
doet, kan de vloeistof bevriezen en de pomp
beschadigen.
De som van de druk aan de aanzuigzijde
(voeding, valtank) en de maximale druk die
wordt geleverd door de pomp mag niet groter
zijn dan de maximale bedrijfsdruk die is
toegestaan (nominale druk PN) voor de pomp.
Zie Afbeelding 3.
Gebruik de pomp niet als er cavitatie optreedt.
Cavitatie kan leiden tot schade aan de interne
onderdelen.

De pomp vullen

17.
Sluit de aan-uit klep stroomafwaarts van de
pomp.
Maak de schroefpluggen (PM2) open.
Open de aan-uit klep stroomopwaarts van
de pomp totdat het water uit de opening
stroomt.
Doe de schroefpluggen dicht.
Open de aan-uit klep stroomopwaarts van
de pomp.
Sluit de aan-uit klep stroomafwaarts van de
pomp.
Maak de schroefpluggen (PM2) open.
Vul de pomp totdat het water uit de
opening stroomt.
Doe de schroefpluggen dicht.

De draairichting controleren

Zoek de pijlen op de adapter of de
afdekking van de motorventilator om de
juiste draairichting te bepalen.
Start de motor.
Controleer snel de draairichting door de
koppelingsbeveiliging of door de afdekking
van de motorventilator.