u ook de training in het geheugen opslaan (zie bij
Geheugenfunctie). Door twee keer op de STOP-knop
te drukken, beëindigt u het trainingsprogramma;
het display toont de gegevens over de geleverde
prestatie en gaat terug in de startmodus.
HARTSLAGAANGEpASTE TRAINING
Gecontroleerde hartslagtrainingen geven de
mogelijkheid tot training op een gewenst
hartslagniveau. Hartslagaangepaste profielen
veronderstellen altijd het gebruik van de
hartslaggordel. Als de hartslagmeting niet
functioneert, verschijnt er in het tekstveld het
foutteken CHECK TRANSMITTER. Dan moet u
controleren of u de gegeven aanwijzingen voor het
gebruik van de hartslaggordel hebt opgevolgd.
Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten
1.
of uw training wilt opslaan, geef dan uw
gebruikersgegevens op of kies uw gebruikerscode
(1-4). Met de ENTER-toets bevestigt u de instelling.
Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje
2.
naast de HRC-tekst brandt. Met de ENTER-toets
bevestigt u de instelling.
Selecteer met de pijltoetsen een van de volgende
3.
hartslagmodellen:
a) Snelheid besturing = De looptrainer houdt uw
hartslag door middel van de snelheidsbesturing
constant. Indien gewenst is de loophoek ook tijdens
de training te veranderen.
b) Loophoek besturing = De besturing van de
hartslag is door de hellinghoek van de band aan te
passen. In deze mode, wordt de snelheid aangepast
door op het Haas of op de Schildpad-toets te
drukken. Bij deze trainingsvorm regelt u zelf de
snelheid van de loopmat via de PSC-functie of met
behulp van de haas/schildpad-toetsen.
c) Combinatie = De looptrainer houdt uw hartslag
ook constant door de hellinghoek en de snelheid
evenredig aan te passen.
Druk ENTER voor bevestiging van uw keuze.
4.
Kies de gewenste hartslagniveau (80-180) met de
5.
pijltoetsen.
Druk op de START-toets om training met een
6.
constant hartslagniveau te beginnen. Tijdens
de training kunt u het hartslagniveau met de
pijltoetsen veranderen.
Om de minuut verschijnen op het profieldisplay
7.
de snelheidsgegevens van de training. Na verloop
van 20 minuten verdwijnt het displaybeeld van de
monitor naar links en kunt u de snelheidsgegevens
van de afgelopen 20 minuten aflezen. Als u tijdens
de training op SELECT drukt, komen op het monitor
de cumulatieve snelheids-, hellings-, hartslag- en
atletiekbaanprofiel te staan (T85).
Door tijdens de training de STOP-toets 1 x in te
8.
drukken, staat de mat stil en gaat in een vijf minuten
durende pauzetijd over. Gedurende deze tijd kunt
u de onderbroken training voortzetten door de
START-toets te drukken. In de wachtmodus kunt
H A N D L E I D I N G
u ook de training in het geheugen opslaan (zie bij
Geheugenfunctie). Door twee keer op de STOP-knop
te drukken, beëindigt u het trainingsprogramma;
het display toont de gegevens over de geleverde
prestatie en gaat terug in de startmodus.
CONDITIETEST
Met de loopmat zijn twee verschillende
conditietests mogelijk. De lichte conditietest is een
wandeltest van 2 km, die u snel wandelend moet
afleggen. Voor personen met een goede conditie is
de Cooper-hardlooptest geschikter, deze duurt 12
minuten.
Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje
1.
naast de TEST-tekst brandt. Met de ENTER-toets
bevestigt u de instelling.
Druk op de SELECT-knop, hiermee kunt u kiezen
2.
voor de wandeltest van 2 km of de Coopertest. Met
de ENTER-toets bevestigt u de instelling.
2 KM LOOpTEST
Bij de wandeltest moet de hartslagmeter worden
gebruikt: de conditie wordt beoordeeld aan de
hand van de hartslag tijdens het lopen en de tijd
die u voor het wandelen van 2 km nodig had. Aan
de test gaat een opwarmfase van 3 min vooraf.
Wij adviseren dan ook aan, om na de test rustig te
blijven door lopen totdat uw hartslagniveau weer
de normale waarde bereikt heeft. Op basis van de
resultaten geeft de meter een schatting van uw
maximale zuurstofopnamecapaciteit.
BEGIN VAN DE WANDELTEST:
In het tekstveld van de meter wordt de lengte van
1.
de deelnemer aan de test gevraagd (HEIGHT): stel
deze in met de pijltoetsen. Bevestig met ENTER.
In het tekstveld van de meter wordt het geslacht
2.
van de deelnemer gevraagd (SEX): stel dit in met de
pijltoetsen. Bevestig met ENTER.
In het tekstveld van de meter wordt het gewicht
3.
van de deelnemer gevraagd (WEIGHT): stel uw
gewicht in met de pijltoetsen. Bevestig met ENTER.
In het tekstveld van de meter wordt de leeftijd van
4.
de deelnemer gevraagd (AGE): stel deze in met de
pijltoetsen. Bevestig met ENTER.
In het tekstveld van de meter wordt gemeld,
5.
dat de opwarmfase van 3 min (WARM UP) kan
beginnen. Druk op START om te beginnen.
De helling van de mat wordt automatisch op 1
6.
% gezet; dit simuleert de luchtweerstand. U kunt
de snelheid regelen met de snelheidsknoppen.
Wij adviseren voor de opwarmfase een iets hoger
wandeltempo dan gemiddeld.
Tijdens het opwarmen telt de klok drie minuten
7.
terug. Wanneer de klok op 0:00 komt, klinkt een
geluidssignaal en begint de eigenlijke test (TEST
STARTED!).
UITVOERING VAN DE WANDELTEST:
Het is de bedoeling de afstand van 2 km zo
1.
snel mogelijk wandelend af te leggen. U kunt uw
loopsnelheid zelf regelen met de snelheidsknoppen.
NL
•
T 8 0 T 8 5
53