11. GEBRUIK
Beoordeel de medische staat van de patiënt, voordat u de patiënt verplaatst.
11.1 PATIËNT AANBRENGEN IN DE KUIPBRANCARD
Beoordeel de medische staat van de patiënt, zodat de klinische staat ervan kan worden vastgesteld, controleer of rondom de patiënt mogelijk gevaarlijk situaties heersen en
bepaalde wijze waarop de patiënt uit de situatie verwijderd kan worden, voordat de patiënt wordt verplaatst. Als aan deze eerste voorwaarden is voldaan, kan tot de volgende
gebruiksfasen van het hulpmiddel worden overgegaan.
• Immobiliseer de patiënt met de wervelplank, de matras, halskraag, KED-harnas, hoofdsteun of andere hulpmiddelen die de patiënt stabiliseren en voor de klinische staat
van de patiënt geschikt zijn
• Haak de fixatiebanden los en verwijder de voetensteun als deze reeds aan de brancard zijn bevestigd
• Controleer de juiste zijde waar het hoofd van de patiënt in de kuip moet worden aangebracht en breng de patiënt aan volgens de procedures die door het plaatselijke me-
dische team voor noodgevallen is bepaald. Dek bij blootliggende en/of geschonden huid de oppervlakken die met de patiënt in aanraking staan af met een chirurgisch laken
dat voldoet aan de normen betreffende biocompatibiliteit ter bescherming van de gezondheid van de patiënt
• Maak de voorziene fixatiebanden vast als de patiënt in de kuip is aangebracht. Breng in geval van kinderen of iele patiënten specifieke kussens of dekens aan om de patiënt
beter te kunnen stabiliseren.
• Breng de voetensteun, indien voorzien, aan en stel deze af, zie punt 11.4 voor de installatie en afstelling ervan. Als de onderste ledematen van de patiënt letsel vertonen
waardoor de voetensteun niet kan worden gebruikt, dienen andere hulpmiddelen te worden toegepast volgens de procedures die door het plaatselijke medische team voor
noodgevallen zijn bepaald
11.2 TRANSPORT VAN DE KUIPBRANCARD
TRANSPORT MET DE HAND
• De kuipbrancard pas worden vervoerd als de patiënt correct erin is aangebracht, zoals is beschreven in punt 11.1, en is voldaan aan alle vereisten die in deze handleiding
worden gespecificeerd
• De brancard moet door minstens 2 operators worden vervoerd.
• Een groter aantal operators is vereist bij een vervoer over een langere afstand en/of moeilijkere route. In het geval van bijzonder zware patiënten moet het gewicht worden
bepaald dat elke hulpverlener kan dragen, in overeenstemming met de wetsvoorschriften betreffende de arbeidsveiligheid en de naar aanleiding van de lichamelijke staat
van de operator
• Kuipbrancards zijn over de hele lengte voorzien van diverse grepen zodat de operators de positie kunnen innemen die de coördinator het meest geschikt acht voor de
IT
verplaatsing.
GLIJDEN VAN DE KUIPBRANCARD
• In bepaalde situaties kan het nodig zijn dat de brancard over de ondergrond moet glijden. In dit geval moet bijzonder goed worden gelet op obstakels die een gevaar kunnen
vormen voor de patiënt en de operators en schade zouden kunnen veroorzaken aan het hulpmiddel.
• De kuipbrancard Dakar kan hiervoor worden gebruikt dankzij de aanwezigheid van de wielen die de verplaatsing van het hulpmiddel vereenvoudigen en ervoor zorgen dat
EN
de operator minder gewicht hoeft te verplaatsen
TRANSPORT MET ANDERE HULPMIDDELEN
• Als de kuipbrancard niet met de hand kan worden vervoerd, maar kabels, takels, ladders, hijsriemen of andere geschikte hulpmiddelen worden gebruikt, dan heeft men te
maken met een reddingsoperatie met een hoog risico. Deze reddingsoperatie mag uitsluitend worden verricht door specifiek getraind personeel dat de benodigde ervaring
heeft opgedaan.
DE
• Het specifieke gebruik voor reddingsoperaties met een hoog risico worden gespecificeerd in paragraaf 11.9
GEBRUIK IN WATER
• Kuipbrancards kunnen worden gebruikt voor reddingsoperaties in water met behulp van extra drijfblokken, zoals is voorzien in punt 14, met uitzondering van de modellen
Dakota, Dakota Light en Dakar. ACCESSOIRES
FR
• In dergelijke situaties moet de kuipbrancard worden gebruikt door specifiek getraind reddingspersoneel.
11.3 INSTALLATIE EN AFSTELLING VAN DE FIXATIEBANDEN
• Gebruik bij kuipbrancards met koord de lus die het koord vormt als bevestigingspunt; gebruik bij kuipbrancards met metalen structuur echter de buizen die de structuur
vormen. De bevestigingspunten van de fixatiebanden moeten worden bepaald naar aanleiding van de reddingssituatie en de afmeting en staat van de patiënt
ES
• Haak de fixatieband los. Haal een van de twee delen van de fixatieband zakken tussen het koord en de brancard, of langs het gekozen buisgedeelte. Breng het uiteinde met
gesp aan in de lus tot het rondom het bevestigingspunt is vastgeklemd.
• Zet het andere deel van de fixatieband vast door de bovenstaande procedure te verrichten met het andere deel van de vat te zetten fixatieband.
• Herhaal de bovenstaande handelingen voor alle fixatiebanden die voor de gebruikte kuipbrancard zijn voorzien.
• Stel de fixatiebanden af door het twee haakdelen in elkaar te steken. Pak het vrije deel van de fixatieband aan de mannelijke zijde van de haak beet en trek eraan tot de
PT
gewenste afstelling is verkregen.
• Maak de fixatieband langer door het mannelijke deel van de haak met de specifieke knoppen haaks op de fixatieband aan te brengen en haal de vrije fixatieband in gewenste
mate los.
11.4 INSTALLATIE EN AFSTELLING VOETENSTEUN (INDIEN VOORZIEN)
CS
• Breng de voetensteun op de nuttige hoogte aan, als de patiënt in de kuipbrancard is aangebracht, zodat het vlakke oppervlak van de voetensteun de voeten van de patiënt
raakt en verschuivingen in lengterichting kunnen worden vermeden.
• Breng de haken aan in de uiteinden van de fixatieband ter hoogte van de sleuven/grepen die over de hele omtrek van de kuipbrancard zijn aangebracht
• Controleer of de voetensteun correct is gecentreerd ten opzichte van de fixatiebanden en de patiënt en zorg er daarbij voor dat de voetensteun haaks is aangebracht op
het vlak van de brancard.
DA
NL
PL
Immobiliseer de patiënt, als deze letsel aan de onderste ledematen vertoont, met specifieke hulpmiddelen die door het medische team voor noodgevallen zijn
•
goedgekeurd voor de immobilisatie en het transport van patiënten. Gebruik in dit geval een groter aantal fixatiebanden om de patiënt in de kuipbrancard vast te zetten
volgens de aanwijzingen van het hoofd van het reddingspersoneel.
96