Aanvoer- En Afvoertrajecten; Inbouw Bij Hoge Omgevingstemperaturen; Isolatie Van De Detector - ABB SensyMaster FMT 430 Manual Del Usuario

SENSYMASTER FMT430, FMT450 THERMISCHE MASSADEBIETMETER | CI/FMT430/450-X1 REV. A
4.1.2

Aanvoer- en afvoertrajecten

De volgende afbeeldingen tonen aanbevolen toevoer- en
retourtrajecten voor verschillende installaties.
A
< 7°
≥15 x DN ≥5 x DN
C
≥ 20 x DN ≥ 5 x DN
E
≥ 5 x DN
≥ 40 x DN
Afb. 2: Toevoer- en retourtrajecten
Installatie
A Buisverbreding
B Buisreductie
C 90° buisbochtstuk
D 2 x 90° buisbochtstuk in
één vlak
E 2 x 90° buisbochtstuk in
twee vlakken
F Blokkeersysteem
Om de aangegeven meetnauwkeurigheid te bereiken, zijn de
aangegeven toevoer- en retourtrajecten beslist noodzakelijk.
Bij combinaties van meerdere storingen aan de inloopzijde, bijv.
klep en reductie, moet steeds het langere toevoertraject
worden aangehouden.
Bij te weinig ruimte op de inbouwlocatie kan het retourtraject
met 3 x DN worden ingekort. Verkortingen van de aangegeven
toevoertrajecten gaan daarentegen ten koste van de
realiseerbare betrouwbaarheid.
Een hoge herhaalbaarheid van de meetwaarde is bovendien een
gegeven feit.
Bij toevoer- en retourtrajecten van onvoldoende lengte kan
onder bepaalde omstandigheden een speciale kalibratie worden
uitgevoerd. Hiertoe is bij individuele gevallen een gedetailleerde
afstemming met de fabrikant noodzakelijk.
Voor gassen met een zeer geringe dichtheid (waterstof, helium)
moeten de aangegeven toevoer- en retourtrajecten worden
verdubbeld.
B
< 7°
≥15 x DN
D
≥ 25 x DN
F
≥50 x DN
Toevoertraject Naalooptraject
min. 15 x DN min. 5 x DN
min. 15 x DN
min. 20 x DN
min. 25 x DN
min. 40 x DN
min. 50 x DN
4.1.3

Inbouw bij hoge omgevingstemperaturen

r
≥5 x DN
Afb. 3: Inbouwpositie bij hoge omgevingstemperaturen
≥ 5 x DN
Bij hogere, maar nog wel toegestane omgevingstemperaturen,
moet een bijkomende temperatuurbelasting door
warmteconvectie of de inwerking van straling vermeden
worden, omdat anders de toegelaten omgevingstemperatuur
aan het oppervlak van het apparaat kan worden overschreden.
Als het apparaat rechtstreeks op een hete, horizontale
pijpleiding moet worden gemonteerd, wordt zijwaartse
≥5 x DN
montage geadviseerd. Montage in de 12-uurs stand moet in
G12064
zulke gevallen worden vermeden, omdat anders de opstijgende
warme lucht een aanvullende verhitting van de elektronica
veroorzaakt.
4.1.4

Isolatie van de detector

Afb. 4: Isolatie van de meetwaardeopnemer
1 Isolatie
De meetwaardeopnemer mag, zoals in Afb. 4 afgebeeld, worden
geïsoleerd.
a
1
G12338
NL – 7
G10858