Installatie; Inbouwvoorwaarden; Algemeen; Aanvoer- En Afvoertrajecten - ABB VortexMaster FSV430 Manual Del Usuario

5

Installatie

Pos: 30.2 /Grid-Layout/Hinweise/GEFAHR/GEFAHR - Explosionsgefahr - Wartezeit t > 20 min. @ 73\mod_1391776686566_11251.docx @ 598240 @ @ 1
GEVAAR
Explosiegevaar bij gebruik van het apparaat met
geopende meetomvormerbehuizing of aansluitdoos!
Neem voor het openen van de meetomvormerbehuizing of de
aansluitdoos de volgende punten in acht:
— Er moet een vuurvergunning worden aangevraagd.
— Er moet worden gecontroleerd dat er geen
explosiegevaar bestaat.
— Schakel voor het openen de voeding uit en neem een
wachttijd van t > 20 minuten in acht.
5.1

Inbouwvoorwaarden

5.1.1

Algemeen

Een vortex of Drall-debietmeter kan op een willekeurige plek in
het buisleidingsysteem worden ingebouwd. Er moet echter wel
op de volgende inbouwvoorwaarden worden gelet:
— In acht nemen van de omgevingsvoorwaarden.
— In acht nemen van de aanbevolen voor- en
nalooptrajecten.
— De stroomrichting moet overeenstemmen met de pijl op
de detector.
— In acht nemen van de vereiste minimumafstand voor het
demonteren van de meetomvormer en het vervangen van
de voeler.
— Vermijden van mechanische trillingen van de buisleiding
(vibraties) eventueel door ondersteuning.
— De binnendiameter van de detector en de buisleiding
moeten aan elkaar gelijk zijn.
— Verhinderen van drukvariaties van lange
buisleidingsystemen bij nuldebiet door tussenschakelen
van kleppen.
— Verzwakken van alternerend (pulserend) debiet bij
zuigerpomp- of compressortransport door passende
dempingsmiddelen. De restpulsatie mag maximaal 10%
bedragen. De frequentie van de transportinrichting mag
zich niet in het bereik van de meetfrequentie van de
debietmeter bevinden.
— Ventielen/kleppen moeten normaliter in de stroomrichting
na de debietmeter zijn geplaatst (typisch: 3 x DN). Als de
meetstof wordt verpompt door zuiger- / dompelpompen
of compressoren (druk bij vloeistoffen > 10 bar (145 psi)),
kunnen bij gesloten ventiel hydraulische schommelingen
van het meetmedium in de leiding ontstaan. In dit geval
moet het ventiel beslist in de stroomrichting voor de
debietmeter worden geïnstalleerd. Eventueel moet in
geschikte dempingsmiddelen (bijv. windketels) worden
voorzien.
— Bij het meten van de vloeistoffen moet de detector altijd
met het meetmedium gevuld zijn en mag deze niet
leeglopen.
— Bij het meten van de vloeistoffen en dampen mag geen
cavitatie optreden.
— Er moet rekening worden gehouden met het verband
tussen de meetmedium- en de omgevingstemperatuur (zie
gegevensblad).
— Bij hoge meetmediumtemperaturen > 150 °C (> 302 °F)
moet de detector zo worden ingebouwd dat de
meetomvormer resp. aansluitdoos opzij of naar onderen is
gericht.
5.1.2
SwirlMaster FSS430, FSS450
Op grond van het werkingsprincipe functioneert de Drall-
debietmeter vrijwel zonder voorloop- en nalooptrajecten.
De volgende afbeeldingen tonen aanbevolen voorloop- en
nalooptrajecten voor verschillende installaties.
A
≥3 x DN
C
≥3 x DN
Afb. 7:
Installatie
A Recht buistraject
B Ventiel voor de
meetbuis
C Buisreducering
D Buisverbreding
Achter reduceringen met flensovergangstukken volgens
DIN 28545 (α/2 = 8°) zijn geen aanvullende voorloop- en
nalooptrajecten vereist.
VortexMaster FSV430, FSV450 SwirlMaster FSS430, FSS450 | CI/FSV/FSS/430/450-X1 Rev. G NL - 19

Aanvoer- en afvoertrajecten

B
≥ 1 x DN ≥5 x DN
D
≥1 x DN
Rechte buistrajecten
Toevoertraject
min. 3 x DN
min. 5 x DN
min. 3 x DN
min. 3 x DN
≥1 x DN
≥3 x DN ≥3 x DN
G11753
Naalooptraject
min. 1 x DN
min. 1 x DN
min. 1 x DN
min. 3 x DN