AL-KO Solo R13-72.5 HD Manual De Instrucciones página 84

nl
Fout
Startproblemen of onregelmatig
draaiende motor. Contactsleutel
staat in stand I (RIJDEN).
Motorvermogen daalt tijdens
het maaien. Contactsleutel
staat in stand I (RIJDEN).
Motor stopt en controlelampje
knippert. Contactsleutel staat
in stand I (RIJDEN) en motor is
uitgeschakeld.
Motor stopt en controlelampje
dooft. Contactsleutel staat in
stand I (RIJDEN) en motor is
uitgeschakeld.
Motor stopt en controlelampje
blijft branden. Contactsleutel
staat in stand I (RIJDEN) en
motor is uitgeschakeld.
Maaiwerk blijft staan wanneer
men achteruit begint te rijden.
Onregelmatige knip en onvoldo-
ende verzameling. Contactsleu-
tel staat in stand I (RIJDEN).
84
Mogelijke oorzaak
Ontsteking werkt niet.
Problemen met de carburateur.
Rijsnelheid is in verhouding met
de maaihoogte te hoog.
Veiligheidsvoorzieningen wer-
den geactiveerd.
Accu is ontladen.
Defect aan de motor.
Knop voor achteruitmaaien
werd niet ingedrukt.
Hoogte van het maaiwerk is
niet correct ingesteld door fou-
tieve en ongelijkmatige banden-
spanning.
Voorgeschreven maai-
werkhoogten: voor 20 mm en
achter 25 mm (13)
Hulp bij storingen
Oplossing
Stevige bevestiging
de bougiestekker controle-
ren en indien los, vast opste-
ken.
Zuiverheid en correcte elek-
trodenafstand van de bougie
controleren (zie gebruikers-
handleiding van de motor).
Luchtfilter controleren en in-
dien vervuild, reinigen of
vervangen.
Brandstoftank leegmaken en
met verse benzine vullen
(loodvrije benzine met min.
RON 91, meer informa-
tie zie gebruikershandleiding
van de motor).
Brandstoftank controleren en
indien vervuild, reinigen of
vervangen.
Rijsnelheid beperken of maai-
werk optillen.
Controleren welke voorwaarden
voor het maaien niet zijn voldaan
en storing verhelpen.
Contactsleutel op STOP (OFF)
zetten en oorzaak van defect op-
sporen:
Contacten reinigen en accu op-
laden.
Erkende servicewerkplaats be-
zoeken.
Knop voor achteruitmaaien in-
drukken.
Bandenspanning controleren en
evt. corrigeren (voor: 1,5 bar,
achter: 1,0 bar). Beide voor- en
beide achterbanden moeten tel-
kens dezelfde bandenspanning
hebben.
van