2.3. Alarmsignalen en storingen
Merkteken
Pictogrammen
op figuur
punt.11, fig.
B
punt.12, fig.
B
punt.13, fig.
B
punt.14, fig.
B
punt.15, fig.
B
punt.16, fig.
B
3. Voorbereiding vóór inbedrijfstelling
3.1. Controle van het oliepeil
Controleer het oliepeil van de motor vóór iedere start
Zoals voor het bijvullen van olie, moet het aggregaat voor het controleren van het oliepeil op een effen horizontaal oppervlak staan.
Ontgrendel de sluitingen (punt 11, fig. A) aan elke kant, open de kap en plaats de steun (punt 10, fig. A) om de kap open te
houden.
Verwijder de vuldop-peilstok (punt 1, fig. C), door hem los te draaien en veeg de peilstok af.
Plaats de peilstok in de vulhals zonder hem vast te draaien.
Controleer het peil visueel en vul bij indien nodig. In dit geval:
Vul het oliecarter met een trechter tot de rand van de vulopening.
Draai de plug geheel terug vast in de vulbuis.
Controleer of er geen lekken zijn.
Veeg gemorste olie weg met een schone doek.
Verwijder de steun, plaats hem in zijn houder, sluit de kap en vergrendel de sluitingen.
Types storingen/alarmen
Voorverwaming bougie
Storing motortemperatuur
Storing accu of laadalternator
Storing oliedruk of laag oliepeil
Storing van niet starten
Storing overtoeren
Betekenis van de storingen
Voorverwarmingsprogramma van de bougie
Abnormale motortemperatuur (motor stopt
met algehele storing)
Probleem met de laadopbrengst van de
alternator of accu zwak
Oliedruk incorrect of laag oliepeil (motor
stopt met algehele storing)
3 mislukte startpogingen
Te hoog toerental van het aggregaat (motor
stopt met algehele storing)
Kleur
van de
LED
Rood
Rood
Rood
Rood
Rood
Rood