Aflegvlak
Instructie: De max. toegelaten lading van
het aflegvlak bedraagt 20 kg.
Er moet voor een veilige bevestiging
van de lading gezorgd worden.
Programma's selecteren
1 Rijden
Naar gebruiksplaats rijden.
Veegrol en zijbezems zijn opgeheven.
2 Vegen met veegrol
Veegrol wordt neergelaten.
3 Vegen met keerrol en zijbezems
Keerrol en zijbezems worden neergela-
ten.
Apparaat starten
Instructie: Het apparaat is uitgerust met
van een zitcontactschakelaar. Bij het verla-
ten van de chauffeursstoel wordt het appa-
raat uitgeschakeld.
Instructie: Indien de zitcontactschakelaar
het apparaat uitgeschakeld heeft, contact-
sleutel op "0" draaien om te verhinderen
dat de batterij ontlaadt.
Brandstofkraan openen
Apparaatkap openen.
Controleren of stop-schakelaar op de
verbrandingsmotor in de stand „ON"
staat.
Brandstoftoevoer openen.
Apparaatkap sluiten.
Apparaat inschakelen
Op de chauffeursstoel plaatsnemen.
Rijpedaal NIET gebruiken.
Programmaschakelaar op markering 1
(rijden) zetten.
Contactsleutel boven stand 1 uitdraai-
en.
Is het apparaat gestart, dan contact-
sleutel loslaten.
Instructie: De startmotor nooit langer dan
10 seconden gebruiken. Voor het opnieuw
gebruiken van de startmotor minstens 10
seconden wachten.
Apparaat verrijden
Voorzichtig
Gaspedaal altijd voorzichtig en langzaam
induwen. Niet schokkend van achteruit-
naar vooruitrijden omschakelen en omge-
keerd.
1 Rijpedaal "vooruit"
2 Rijpedaal "achteruit"
Vooruit rijden
Gaspedaal "vooruit" langzaam indruk-
ken.
Achteruit rijden
Gevaar
Gevaar voor verwonding! Bij het achteruit-
rijden mogen derden niet in gevaar ge-
bracht worden, eventueel aanwijzingen
laten geven.
Gaspedaal "achteruit" langzaam in-
drukken.
Rijgedrag
Met de rijpedalen kan de rijsnelheid
–
traploos geregeld worden.
Vermijd schokkerig gebruik van het pe-
–
daal, omdat de hydraulische installatie
anders beschadigd kan raken.
Bij capaciteitsafname op hellingen het
–
rijpedaal zachtjes terugnemen.
Remmen
Rijpedaal loslaten, het apparaat remt
zelf en blijft staan.
Over hindernissen heen rijden
Voorzichtig
Er mag niet over voorwerpen of vrijstaande
hindernissen gereden worden; deze mo-
gen ook niet verschoven worden.
Vaste hindernissen tot 5 cm kunnen
langzaam en voorzichtig bereden wor-
den.
Vaste hindernissen van meer dan 5 cm
mogen enkel met een geschikt platform
bereden worden.
Veegbedrijf
Gevaar
Gevaar voor verwonding! Bij geopende
grofvuilklep kan de veegwals stenen of split
naar voren wegslingeren. Erop letten, dat
geen mensen, dieren of voorwerpen in ge-
vaar gebracht worden.
Voorzichtig
Geen pakbanden, draden of soortgelijk ma-
teriaal opvegen; dit kan leiden tot een be-
schadiging van het veegmechanisme.
6
-
NL
Voorzichtig
Om een beschadiging van de vloer te ver-
mijden de veegmachine niet ter plaatse ge-
bruiken.
Instructie: Om een optimaal reinigingsre-
sultaat te krijgen, moet de rijsnelheid aan
de omstandigheden aangepast worden.
Instructie: Tijdens het gebruik moet het
veeggoedreservoir op gezette tijden gele-
digd worden.
Instructie: Bij oppervlaktereiniging alleen
veegrol laten zakken.
Instructie: Bij reiniging van zijranden ook
de zijbezems laten zakken.
Vegen met keerrol
Programmaschakelaar op markering 2
zetten. Veegrol wordt neergelaten.
Instructie: Keerrol start automatisch.
Vegen met opgeheven grofvuilklep
Instructie: Voor het opvegen van grotere
deeltjes tot een hoogte van 50 mm, bv. si-
garettenpakjes, moet de grofvuilklep kort
opgeheven worden.
Grofvuilklep opheffen:
Pedaal grofvuilklep naar voren drukken
en vastgedrukt houden.
Voor het legen voet van het pedaal nemen.
Instructie: Alleen bij volledig naar be-
neden gelaten grofvuilklep ist een opti-
maal reinigingsresultaat te bereiken.
Vegen met zijbezems
Programmaschakelaar op markering 3
zetten. Zijbezems evenals keerrol wor-
den neergelaten.
Instructie: Veegrol en zijbezems lopen
automatisch aan.
Droge bodem vegen
Nat-/droogklep sluiten.
Vezelachtig en droog keergoed (bv.
droog gras, stro) opvegen
Nat-/droogklep openen.
Instructie: Op die manier wordt een
verstopping van het filtersysteem ver-
meden.
Vochtige of natte bodem vegen
Nat-/droogklep openen.
Instructie: De filter wordt zo tegen
vochtigheid beschermd.
Filterreiniging
Het apparaat beschikt over een automati-
sche filterreiniging.
De reiniging gebeurt automatisch alle ca.
15 seconden. Daarbij is een kort blaasge-
luid hoorbaar.
De ingebouwde stoffilter regelmatig op
verontreiniging controleren. Een te
sterk verontreinigde of defecte filter ver-
vangen.
65