CareFusion PleurX 50-7050 Manual Del Usuario página 45

Spontane pleurodese met de PleurX™-
katheter
Patiënten die regelmatig iedere dag of om de dag
draineren, kunnen pleurodese bereiken. In een
klinische multicentertrial leidde minstens om de dag
draineren van de effusie bij ongeveer de helft van de
patiënten tot spontane pleurodese, met een
gemiddelde tijd tot het verwijderen van de katheter
van 29 dagen. ¹
Procedure voor pleurodese met de PleurX™-
katheter
De PleurX™-katheter is compatibel met talk en
bleomycine (niet meegeleverd).
Talksuspensie/bleomycine
Gebruik de kathetertoegangskit (REF 50-7280A) om
de katheter te bereiken en het pleurodeseagens toe
te dienen. De locking-toegangstip met naaldloze
toegangsklep dient onmiddellijk na het voltooien van
de procedure te worden verwijderd.
Voer de procedure uit volgens de gebruiksinstructies
van het pleurodeseagens en het protocol van uw
instelling.
Talkpoeder
De PleurX™-katheter kan worden gebruikt in plaats
van de borstbuis voor drainage na een operatie of
het toedienen van poeder.
Opmerking: De poeder mag niet door de PleurX™-
katheter worden verstoven. Voer de procedure uit
volgens de gebruiksinstructies van de talk en het
protocol van uw instelling.
Opvolgende drainageprocedures
Opvolgende drainageprocedures dienen te worden
uitgevoerd met behulp van de vergrendelbare
drainagelijn, PleurX™-vacuümfles of de PleurX™
drainagekits. Elke drainagekit bevat de benodigde
drainagelijn, vacuümfles en andere artikelen die
nodig zijn om de drainageprocedure uit te voeren.
Het is van levensbelang dat patiënten en/of
zorgverleners zorgvuldige instructies krijgen
over het juiste gebruik van de kit om de
pleurale holte te draineren. De voor het
draineren verantwoordelijke persoon of
personen moet(en) kunnen aantonen dat
hij/zij in staat is (zijn) om de procedure uit te
voeren.
Als de patiënt/zorgverlener niet in staat of
bereid is om het draineren uit te voeren,
dient dit door een medische behandelaar te
worden gedaan.
Het verdient aanbeveling om periodiek
contact op te nemen met de patiënt of deze
door een arts te laten onderzoeken om de
behandelingskuur te evalueren en de
functionele staat van de katheter te
evalueren.
Katheteronderhoud
Gebruik de kathetertoegangsset (REF 50-7280A)
om met een zoutoplossing te spoelen of de
ontstollingsprocedure uit te voeren. Gebruik de
PleurX™-kleppenset (REF 50-7270) om de slang
door te snijden en de klep te repareren als er een
katheterklep in de slang is beschadigd.
Procedure voor katheterverwijdering
Het kan wenselijk en/of noodzakelijk zijn om de
pleurale PleurX™-katheter op een latere datum te
verwijderen. Drie opeenvolgende pogingen om vocht
te draineren die ertoe leiden dat minder dan 50 ml
vocht verwijderd wordt, kunnen op het volgende
duiden:
• pleurodese is bereikt
• de katheter is bij het vocht vandaan geloculeerd
• de katheter is verstopt
1. Plaats de patiënt zo dat toegang kan worden
verkregen tot de inbrengplaats van de katheter.
2. Reinig de borst van de patiënt aseptisch rond de
inbrengplaats van de katheter.
3. Verdoof de plaats.
4. Verwijder resterende hechtingen waarmee de
katheter is vastgemaakt.
5. Dissecteer met een tang rond de manchet om die
uit de ingroei los te maken. Controleer of de
manchet volledig vrij in de tunnel ligt.
6. Pak de katheter met één hand vast en trek eraan
met een stevige, constante beweging.
7. Bedek de plaats op de gewenste wijze.
Bevat ftalaten. Het voordeel van behandeling weegt
zwaarder dan het minimale risico van blootstelling
aan ftalaten.
Opmerking: niet vervaardigd van natuurlijk rubber.
Veiligheidsinformatie over Magnetic
Resonance Imaging (MRI)
Niet-klinische tests hebben uitgewezen dat de
PleurX™-katheter MR-veilig is. Bij niet-klinische
tests steekt het beeldartefact dat door het apparaat
wordt veroorzaakt ongeveer 2 mm uit bij
beeldvorming met een gradiënt-echopulssequentie
en een MRI-systeem van 3,0 T.
1
Putnam JB Jr, Light RW, Rodriguez RM, et al. A
Randomized Comparison of Indwelling Pleural Catheter and
Doxycycline Pleurodesis in the Management of Malignant
Pleural Effusions. Cancer 1999; 86; 1992-1999.
41