Schematisch overzicht van de statische opbouw
Pos.
zie afb. 6, zie afb. 7
Positionering van de markering
lijn:
0 mm
Positionering van het compromisdraaipunt
belastingslijn:
>= 15 mm
5.4 Dynamische afstelling tijdens het passen
VOORZICHTIG
Instellingen aanpassen
Vallen door onjuiste of ongewone instellingen
► Pas de instellingen altijd langzaam aan de patiënt aan.
► Geef de patiënt uitleg over de gevolgen van de aanpassingen op het
gebruik van de prothese.
Tijdens het passen voor de dynamische afstelling worden de opbouw en de
instellingen van de prothese getest en in overeenstemming met de behoeften
en mogelijkheden van de patiënt zo aangepast dat hij of zij optimaal kan
lopen en hardlopen.
De patiënt moet door intensief oefenen leren hoe hij of zij de prothese veilig
gebruikt.
In de volgende subhoofdstukken worden de werkzaamheden beschreven die
tijdens de dynamische afstelling moeten worden uitgevoerd om de prothese
aan de patient aan te passen.
5.4.1 Stijfheid en lengte van de prothesevoet controleren
1) Ga te werk zoals aangegeven in het hoofdstuk "Controle van de stijfheid
en lengte van de 1E90" van de beknopte handleiding 647H545 (zie pagi
na 8).
2) VOORZICHTIG! Buig de knie bij het huppen niet te ver om te voor
komen dat het proximale uiteinde van de prothesevoet het boven
been raakt en letsel veroorzaakt.
Laat de patiënt in de loopbrug op beide benen huppen.
3) Controleer of het bekken recht staat.
4) Pas de voetlengte zo nodig aan volgens het hoofdstuk "Verschuiven van
de prothesevoet" (zie pagina 81), zodat het bekken recht komt te staan.
5) Wanneer de stijfheid van de prothesevoet niet optimaal is, vervang de
prothesevoet dan door een prothesevoet met een andere stijfheid en
controleer opnieuw of het bekken bij het huppen recht staat.
80
op de zool ten opzichte van de belastings
(Nietert) ten opzichte van de