28 – NL
FEP630, FEH630 ELEKTROMAGNETISCHE DEBIETMETER | CI/FEP630/FEH630-X1 Rev. E
... 5 Elektrische aansluitingen
Kabelinvoeren
De elektrische aansluiting vindt plaats via kabelinvoeren met
½ in-NPT- of M20 × 1,5-schroefdraad.
Apparaten met een M20 × 1,5 of ½ in NPT-schroefdraad zijn
voorzien van beschermingsstoppen.
De zwarte beschermingsstoppen in de kabelwartels dienen als
transportbeveiliging.
Niet-gebruikte kabelinvoeren moeten vóór de inbedrijfname
overeenkomstig de geldende nationale normen met stoppen
worden afgesloten.
•
Maximaal draaimoment van 4,5 Nm (3.3 ft lb) bij het
aandraaien van de M20-kabelaansluiting aanhouden.
•
Ervoor zorgen dat de kabelbuitenmaat wordt gebruikt die
past bij de spanbreedte van de kabelaansluiting.
Aansluiting via kabelbeschermingsbuis
Afbeelding 36: Montageset voor kabelbeschermingsbuis (Conduit)
LET OP
Condensaatvorming in aansluitdoos!
Als de meetwaardeopnemer vast met de
kabelbeschermingsbuis verbonden wordt, kan door
condensaatvorming in de kabelbeschermingsbuis in de
aansluitdoos terechtkomen.
•
Zorg voor een goede afdichting van de kabelinvoeren van
de aansluitdoos.
Onder bestelnummer 3KXF081300L0001 is een montageset voor
afdichting van de kabelbeschermingsbuis (Conduit) verkrijgbaar.
467
380
Aansluitkabels leggen
Algemene aanwijzingen voor het leggen van kabels
Zorg er bij het aanbrengen van de aansluitkabels aan de detector
voor dat deze in een U-vorm (waterzak) worden gelegd.
Bij een verticale montage van de detector de kabelinvoeren naar
onder uitlijnen.
Eventueel de behuizing van de meetomvormer overeenkomstig
draaien.
G12036
1 U-vorm
Afbeelding 37: Leggen van de aansluitkabels (voorbeeld compacte constructie)
1
1
G12151