nl
254 | EPS 625 | Programmabeschrijving
De symbolen op de weergave- en bedieningseenheid
zijn beschreven in de volgende tabel.
Displaysym-
Beschrijving
bool
Weergave van het toerental
links: werkelijk toerental,
rechts: streeftoerental
Draairichting van de aandrijfmotor
L = tegen de klok in
R = met de klok mee
Aantal slagen
links:
resterend aantal slagen,
rechts: te meten aantal slagen
Cursor, deze regel kan via <Invoer> worden ge-
wijzigd.
Testolietemperatuur in de tank
links:
werkelijke temperatuur
rechts: streeftemperatuur
Toevoertemperatuur inspuitpomp
links:
werkelijke temperatuur
rechts: streeftemperatuur
Teruglooptemperatuur inspuitpomp
links:
werkelijke temperatuur
rechts: streeftemperatuur
In het weergavebereik rechts onder worden sto-
ringsmeldingen weergegeven of wordt de actue-
le status kort getoond.
Tab. 4:
Beschrijving symbolen startbeeldscherm
In kijkrichting op de as van de inspuitpomp
1)
i
De testspecificatie van de pomp raadplegen en de
parameters overeenkomstig wijzigen.
5.3
Wijzigen van de weergegeven streef-
waarden
i
De wijzigingen worden opgeslagen en zijn na het uit-
en weer inschakelen van de EPS 625 weer beschik-
baar.
i
Wijzigingen van de streefwaarde zijn alleen mogelijk
bij ingeschakelde testoliepomp.
5.3.1
Instellen van het motortoerental
1. <Toerental wijzigen> indrukken.
De cursor verschijnt op het display.
2. Met de cijfertoetsen of met <u> of<o> het gewenste
toerental instellen.
3. <Invoer> indrukken.
"
Toerental van de aandrijfmotor wordt opgeslagen en
weergegeven.
|
1 689 988 258
2017-05-30
1)
1)
5.3.2
Draairichting veranderen
!
Het toerental van de aandrijfmotor in geen geval
wijzigen wanneer de aandrijfmotor loopt.
¶
<Draairichting aandrijfmotor> indrukken.
"
De nieuwe draairichting wordt overgenomen en weer-
gegeven.
i
Om weer naar de oorspronkelijke draairichting te
wisselen, het proces herhalen.
5.3.3
Draairichting veranderen
1. <Aantal slagen wijzigen> indrukken.
De cursor knippert op het display.
2. Met de cijfertoetsen een waarde tussen 1 en 9999
invoeren of met <u> of<o> het gewenste aantal sla-
gen instellen.
i
Wanneer de slagwaarde buiten het bereik ligt, ver-
schijnt een foutmelding. Voor meer informatie over
de foutmeldingen, zie hoofdstuk 9.
3. < Invoer indrukken.
"
De slagwaarde wordt opgeslagen en weergegeven.
5.3.4
Regeling olietemperatuur
i
De olietemperaturen kunnen in het bereik van 30
tots 60
C worden ingesteld.
o
1. <Temperatuur wijzigen> indrukken.
De cursor knippert.
2. Met <u> of<o> de te wijzigen temperatuur (tank,
toevoer of terugloop) kiezen.
!
De aandrijfmotor kan tijdens de invoer resp. instel-
ling van de temperatuurwaarde niet worden uitge-
schakeld.
3. <Invoer> indrukken.
4. De temperatuurwaarde via de cijfertoetsen invoeren
of met <u> of<o> instellen.
5. <Invoer> indrukken.
"
De temperatuurwaarde wordt opgeslagen en weer-
gegeven.
i
Desgewenst nog een andere temperatuur (tank,
toevoer of terugloop) met <u> oder<o> kiezen en
procedure herhalen.
i
De temperatuur van toevoer of terugloop kan ook bij
lopende motor worden veranderd.
C
o
Robert Bosch GmbH