Blom-Singer
-verblijfstemprotheses
®
voor het risico van hemorragie (bloedingen) voorafgaand aan plaatsing of vervanging van het
hulpmiddel.
Spraakproductie
De patiënt mag nog niet beginnen te praten met de stemprothese totdat de clinicus heeft
bepaald dat dit veilig is; dit ter voorkoming van complicaties na de operatie. Het lumen van
de stemprothese moet vrij blijven van blokkades, zodat de prothese goed kan werken en
de patiënt kan spreken. Bij sommige gebruikers kan het onvermogen om de keelspieren te
ontspannen, helder en moeiteloos spreken verhinderen. Dit probleem vereist professionele
aandacht. Patiënten bij wie postoperatieve bestraling nodig is, kunnen in de derde of vierde
week van behandeling een tijdelijk verlies van spraak ervaren. Het hulpmiddel kan blijven zitten
volgens de aanwijzingen van de clinicus.
Losraken van de stemprothese
Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van het hulpmiddel, of het gebruik van
reinigingshulpmiddelen om schade aan de TEP te voorkomen en om te voorkomen dat het
hulpmiddel verkeerd wordt geplaatst, wat zou kunnen leiden tot aspiratie (inademing) van
het hulpmiddel in de trachea (luchtpijp). Als aspiratie optreedt, moet de patiënt proberen
het hulpmiddel uit de trachea op te hoesten. Als het hulpmiddel niet kan worden opgehoest,
kan verdere medische hulp noodzakelijk zijn. Controleer of het gelkapje goed is opgelost en
de oesofageale rand wordt aangebracht, zodat het hulpmiddel stevig vastzit in de TEP. Als
de stemprothese losraakt uit de TEP, moet onmiddellijk een Blom-Singer-punctiedilatator of
een ander geschikt hulpmiddel met de juiste diameter in de punctie worden geplaatst om te
voorkomen dat deze sluit of vloeistof lekt. Een vervangend hulpmiddel moet binnen 24 uur
worden geplaatst. Er mogen geen vreemde voorwerpen in het hulpmiddel worden gestoken.
Als u andere objecten in de prothese steekt dan de Blom-Singer-reinigingshulpmiddelen, kan
de stemprothese of een onderdeel daarvan losraken en worden geaspireerd of ingeslikt.
Lekkage van de stemprothese
Als de scharnierklep niet geheel sluit, kunnen enkele druppels vloeistof vanuit de oesofagus
(slokdarm) door het hulpmiddel terugstromen naar de trachea, wat hoesten of aspiratie kan
veroorzaken. Het gebruik van een stemprothese met een kleinere diameter dan de bestaande
tracheo-esofageale punctiegrootte kan leiden tot perifere lekkage (lekkage rond het
hulpmiddel). Herhaaldelijke lekkage van de stemprothese dient door een clinicus te worden
beoordeeld omdat lekkage kan leiden tot aspiratiepneumonie. Mogelijk moet een ander
model hulpmiddel of een andere optie worden gekozen. Ga altijd voorzichtig te werk en oefen
slechts lichte druk uit bij het reinigen van de stemprothese om schade aan het hulpmiddel te
voorkomen, waardoor lekkage kan ontstaan.
Microbiële groei (groei van microscopische organismen)
Microbiële groei op het hulpmiddel kan ertoe leiden dat de klep vervormt of niet meer correct
functioneert, bijvoorbeeld doordat vloeistof door of rondom het hulpmiddel lekt. Ook kan
hierdoor het spreken moeilijker worden omdat er meer druk nodig is voor stemvorming.
Mogelijk moet het hulpmiddel worden vervangen.
Inbrengen/verwijderen van het hulpmiddel
Het aangehechte veiligheidsbandje van een verblijfsstemprothese mag alleen worden
verwijderd nadat de plaatsing van de oesofageale rand in de oesofagus is gecontroleerd.
Probeer nooit een verblijfstemprothese waarvan het veiligheidsbandje is verwijderd, te
plaatsen of opnieuw te plaatsen.
U mag nooit een verblijfsstemprothese verwijderen en vervangen door een andere zonder
eerst de TEP te dilateren en het kanaal opnieuw te meten om de vereiste stemprotheselengte te
bepalen. De patiënt mag nooit proberen zelf het hulpmiddel in te brengen of te verwijderen of
te laten verwijderen door iemand die geen clinicus is die gekwalificeerd is om het hulpmiddel in
te brengen of te verwijderen. De verblijfstemprothese is geen permanent hulpmiddel en moet
periodiek worden vervangen.
56 I 37924-01B