Bedienen
Motor stoppen
■
Zet de gashendel (afb. 8) op de middelste gas-
stand.
■
Laat de motor ca. 20 seconden lopen.
■
Zet de contactsleutel (afb. 6) op
■
Trek de contactsleutel uit het contactslot.
■
Activeer de parkeerrem voordat u het apparaat
verlaat.
Rijden
Gevaar
Abrupt wegrijden, plotseling stoppen en
rijden met te hoge snelheid verhoogt de
kans op ongevallen en kan tot beschadiging
aan het apparaat leiden. Wees bijzonder
voorzichtig bij het achteruitrijden. Verstel de
bestuurdersstoel nooit tijdens het rijden.
Let op
Schade aan het apparaat
Verander nooit van rijrichting zonder het
apparaat eerst tot stilstand te brengen.
Rijden met hydrostaataandrijving
■
Motor zoals aangegeven starten.
■
De parkeerrem losmaken.
■
Bedien het rijpedaal resp. de rijhendel (afhankelijk
van het model) langzaam tot de gewenste snel-
heid bereikt is.
Rijden met Transmatic-aandrijving
■
Motor zoals aangegeven starten.
■
De parkeerrem losmaken: Duw het koppelings-/
rempedaal helemaal in en houd het vast.
■
Zet de rijrichtinghendel in de juiste stand.
■
Stel de snelheidsstand in met de hendel.
■
Laat het koppelings-/rempedaal langzaam op-
komen tot het apparaat rijdt.
Rijden met automatische aandrijving
■
Motor zoals aangegeven starten.
■
De parkeerrem losmaken.
■
Bedien het rijpedaal langzaam tot de gewenste
snelheid is bereikt.
Rijden met Autodrive-aandrijving
■
Motor zoals aangegeven starten.
■
Zet de rijrichtinghendel in de juiste stand.
■
De parkeerrem losmaken.
■
Bedien het rijpedaal langzaam tot de gewenste
snelheid wordt bereikt.
Apparaat stoppen
■
Zet de rijhendel in de positie "N" resp. laat het rij-
pedaal los (apparaten met hydrostaataandrijving/
Automatic- en Autodrive-aandrijving).
■
.
Duw op het rempedaal of het koppelings- en rem-
pedaal tot de machine start.
Maaien
■
Bij normaal gebruik
contactslot): Schakel het snijmechanisme uit
voordat u achteruit rijdt en zet het omhoog.
■
Bij achteruitmaaien
contactslot): Wees bijzonder voorzichtig bij het
achteruitmaaien, maai alleen achteruit indien dit
beslist noodzakelijk is.
■
Verander niet van rijrichting als het apparaat rolt
of rijdt.
Apparaten met hydrostaataandrijving
■
Motor zoals aangegeven starten.
■
Zet de gashendel op
te zorgen.
■
De parkeerrem losmaken.
■
Het snijmechanisme inschakelen.
■
Het snijmechanisme laten zakken.
■
Met de rijhendel resp. het rijpedaal (afhankelijk
van het model) de voorwaartse rijrichting en de
snelheid (door langzaam bedienen) kiezen.
Apparaten met Transmatic-aandrijving
■
Motor zoals aangegeven starten.
■
Zet de gashendel op
te zorgen.
■
De parkeerrem losmaken: Duw het koppelings-/
rempedaal helemaal in en houd het vast.
■
Zet de rijrichtinghendel op „F"/ vooruit.
■
Stel de snelheidsstand in met de hendel
■
Het snijmechanisme inschakelen:
- Schakel de PTO in.
■
Het snijmechanisme laten zakken.
■
Koppelings-/rempedaal langzaam laten opkomen.
Machine met automatische aandrijving
■
Motor zoals aangegeven starten.
■
Zet de gashendel op
te zorgen.
■
De parkeerrem losmaken.
■
Het snijmechanisme inschakelen.
■
Het snijmechanisme laten zakken.
■
Kies met rijpedaal de voorwaartse rijrichting en
snelheid (door langzaam bedienen).
/
(zie bediening
(zie bediening
voor voldoende vermogen
voor voldoende vermogen
voor voldoende vermogen
NL
63