NL
Hulp bij storingen
Gevaar
Verwondingsgevaar door onbedoeld starten van de motor
Bescherm uzelf tegen verwondingen. Vóór alle werkzaamheden aan dit apparaat
- De motor uitzetten.
- Trek de contactsleutel uit het contact.
- De parkeerrem activeren.
- Wacht tot alle bewegende onderdelen volledig tot stilstand zijn gekomen. De motor moet afgekoeld zijn.
- De bougiestekker van de motor lostrekken, zodat onbedoeld starten van de motor onmogelijk is.
Storingen bij de werking van uw apparaat hebben vaak een eenvoudige oorzaak, die u zelf kunt opsporen
en verhelpen. In geval van twijfel zal uw gespecialiseerde werkplaats u graag helpen.
Probleem
Startmotor draait niet.
Startmotor draait, maar motor
start niet.
Motor walmt.
Sterke trillingen.
Maaimechanisme werpt geen
gras uit of maait onzuiver.
Motor loopt, maaiwerk maait
niet.
68
Mogelijke oorzaak/oorzaken
Veiligheidsblokkeersysteem is
geactiveerd.
Accu niet correct aangesloten.
Lege of zwakke accu.
Zekering doorgebrand.
Losse massakabel tussen motor
en frame.
Verkeerde stand van choke en
gashendel.
Carburateur krijgt geen brand-
stof, brandstoftank leeg.
Defecte of vuile bougie.
Geen ontstekingsvonk.
Te veel motorolie in de motor.
Motor defect.
Beschadigde mesas of defect
maaimes.
Motortoerental te laag.
Rijsnelheid te hoog.
Maaimessen stomp.
V-riem gebroken.
Oplossing
Voor het starten op de bestuurdersstoel
plaatsnemen, rempedaal helemaal indruk-
ken resp. parkeerrem vergrendelen.
Schakel het snijmechanisme uit bij een
machine met PTO-schakelaar of hendel.
Monteer bij apparaten met achteruitworp
de grasopvangvoorziening of deflector.
Rode kabel aansluiten op pluspool (+) van
de accu en zwarte kabel op de minpool (–)
van de accu aansluiten.
Accu opladen.
Zekering vervangen. Bij het wederom
doorbranden van de zekering de oorzaak
hiervan zoeken (meestal kortsluiting).
Massakabel aansluiten.
Choke bedienen.
Zet de gashendel op
Vullen met brandstof.
Controleer de bougie, zie het motorhand-
boek.
Laat de ontsteking door een gespeciali-
seerde werkplaats controleren.
Apparaat onmiddellijk uitschakelen. Mo-
toroliepeil controleren.
Apparaat onmiddellijk uitschakelen. Laat
de motor door een gespecialiseerde werk-
plaats controleren.
Apparaat onmiddellijk uitschakelen. Defec-
te onderdelen door een gespecialiseerde
werkplaats laten vervangen.
Geef meer gas.
Een lagere rijsnelheid instellen.
Laat de snijmessen door een gespeciali-
seerde werkplaats slijpen of vervangen
Laat de V-riem door een gespecialiseerde
werkplaats vervangen.
Hulp bij storingen
.