13. Schroef de plugmontage met de veer (items 31-34) in de
opening van de boring. Aanhalen tot 115-129 Nm.
14. Installeer de pen (item 101), indien deze verwijderd was.
15. Installeer 4 o-ringen (item 27).
16. Plaats de ventielmontage (item 51, Figuur 1) op het borgblok
(item 50). Bevestig deze montage op het verdeelstuk (item
49) door gebruik te maken van schroeven (item 62). Span aan
tot 38-46 Nm door gebruik te maken van een inbussleutel.
DRUKAANPASSINGEN
De VM43-LPS en VM43LPSV ventielen zijn uitgerust met een
instelbaar ontlastventiel en langs de terugtrekzijde met een
instelbaar drukbegrenzingsventiel.
Het ontlastventiel dient steeds eerste ingesteld te worden,
alvorens de druk langs de terugtrekzijde wordt aangepast.
Instellen van het ontlastventiel
Stel de druk van het ontlastventiel in zoals beschreven wordt in
de hierna volgende procedures. Er wordt verwezen naar Figuren
9 en 10.
1.
Plaats een 0-1 bar meter in de "A"-poort.
2.
Plaats een 3/8" pijpplug op de "B"-poort en haal deze aan
tot 33 Nm
OPMERKING: Indien de druk langs de terugtrekzijde later
zal aangepast worden, plaats dan een tweede 0-1 bar meter
in de "B"-poort.
3.
Los de borgmoer van het ontlastventiel om de instelling
mogelijk te maken van de instelschroef.
4.
Roteer de hendel van het controleventiel naar de neutrale/
hold ("3") stand (zie Figuur 10 voor de hendelstanden).
5.
Start de pomp en laat de olie opwarmen.
6.
Roteer de hendel van het controleventiel naar de voorwaartse/
span ("1") stand. Laat de druk opbouwen.
7.
Om de druk te verhogen: Draai de instelschroef van het
ontlastventiel TRAAG in de richting van de klok tot de druk
op de "A"-poort zich instelt op het gewenste niveau.
OPMERKING: Een pilootbediend controleventiel in het
borgventielblok zal voorkomen dat de druk wegvalt wanneer
de instelschroef tegen de richting van de klok wordt
ingedraaid. Om de insteldruk te verlagen, volg de procedure
in stappen 8a tot en met 8e.
8.
Om de druk te verlagen:
a.
Vergewis u ervan dat de pomp draait.
b.
Roteer de hendel van het controleventiel tijdelijk naar
de intrek/zitting ("2") stand. Roteer vervolgens de
hendel naar de neutrale/hold ("3") stand. Dit zal het
pilootbediende controlestuurventiel activeren en de
druk op de "A"-poort doen afnemen.
c.
Draai de instelschroef van het ontlastventiel één slag
tegen de richting van de klok in.
d.
Roteer de hendel van het controleventiel naar de
voorwaartse/span ("1") stand.
e.
Draai de instelschroef van het ontlastventiel TRAAG in
de richting van de klok tot de druk op de "A"-poort zich
instelt op het gewenste niveau.
OPMERKING: Om zeker te zijn van een correcte werking
van het drukbegrenzende ventiel, dient de instelling van
het ontlastventiel ten minste 483 bar te bedragen.
9.
Wanneer de gewenste insteldruk bereikt is, zet de
instelschroef vast met behulp van de borgmoer. Span NIET
overmatig aan.
10. Verplaats de hendel van het controleventiel naar de neutrale/
hold ("3") stand en controleer of de druk verloopt.
OPMERKING: Gedurende de eerste 30 seconden kan
het drukverloop een afname van 5% ten opzichte van de
oorspronkelijke druk bedragen, en dient zich vervolgens te
stabiliseren.
Bijvoorbeeld: bij een ingestelde druk van 690 bar is het
aanvaardbaar dat de druk na 30 seconden 34 bar daalt tot
een uiteindelijke druk van 656 bar. Gedurende de volgende
10 seconden is een bijkomende drukval van maximum 10
bar toegestaan.
B
"B"-Poort
Borgmoer
Figuur 9, insteldetails, ontlastventiel
2
3
1 = uitzetten/spannen
2 = intrekken/zitting
3 = Neutraal/Hold
Figuur 10, Ventielhendelposities
11. Na het verloop gecontroleerd te hebben, beweegt u de
ventielhendel terug naar de voorwaarts/span ("1") positie om
opnieuw de drukinstelling te controleren.
12. Alvorens de pomp uit te schakelen, draai de hendel van het
controlestuurventiel in de intrek ("2") stand om de druk op
de "A"-poort te verlagen. Draai vervolgens de hendel naar
de neutrale/hold ("3") stand. Controleer dat de meter op de
"A"-poort nul (0) bar aangeeft.
13. Schakel de pomp uit.
35
Onlastventielbehuizing (NIET
DRAAIEN)
A
"A"-
poort
Instelschroef
A
B
1