Programmeerhandleiding voor de Vercise™ Neuronavigator 3
#
Eigenschap
Beschrijving
Zet de stimulatie UIT voor het geselecteerde gebied.
6
Knop Stimulatie AAN/UIT
Opmerking: Wanneer de amplitude 0 mA is, verhoog de amplitude dan door de stimulatie op ON te zetten.
Pas de pulsbreedte aan.
7
Knop Pulsbreedte
Standaard
60 μS
Pas de snelheid aan.
8
Knop Snelheid
Standaard
130 Hz
Selecteer de eenheden waarin de amplitude op de contacten en de stimulatorhoes moet worden weergegeven.
9
Knop Eenheden
Standaard
%
Pas de minimale en maximale amplitude voor de patiënt aan.
Knoppen
10
amplitudebediening door
Opmerking: De amplitudeknoppen voor de patiënt worden alleen weergegeven als de amplituderegeling voor de patiënt
de patiënt
11 Knop Alles stoppen
Zet alle stimulatie uit.
Configuratie contact en
Toont het percentage van anodische (+) of kathodische (-) energie die aan de contacten van de leads en de hoes van de stimulator zijn
12
stimulatorhoes
toegewezen voor een bepaald gebied. Kijk voor meer informatie in het „Contacten selecteren" deel van deze handleiding.
13 Knop Meten
Meet de impedantiewaarden van de contacten.
14 Programmeerstanden
Sturing of Aangepaste programmeermodi selecteren.
15 Stapgrootte
Selecteer de stapgrootte voor aanpassingen aan de amplitude: 0,1 mA of 0,5 mA.
Knoppen niveau omhoog
16
Stuurstimulatiefocus langs de lead.
en omlaag
Total Amplitude (Totale
17
Verhoog of verlaag de totale amplitude die voor een bepaald gebied toegepast wordt.
amplitude)
Clinical Effects Panel
18
(Paneel voor klinische
Maak een notitie van de therapeutische voordelen en/of bijwerkingen voor de huidige stimulatie-instellingen.
effecten)
19 Notities
Leg notities vast voor een bepaalde lead (max. 250 tekens per lead-poort).
Grafisch overzicht van de toegepaste therapeutische voordelen en/of bijwerkingen op een bepaalde positie langs de DBS
Lead-array en een stimulatieamplitude.
Clinical Effects Map
20
(Overzicht van klinische
Opmerking: De gegevens van de klinische effecten worden vastgelegd en vermeld in rapporten, maar niet afgedrukt op
effecten)
Weergavebesturingselement om te schakelen tussen kaart met klinische effecten, 3D-overzicht of gesplitste 3D-weergave van
21 Vervolgkeuzelijst Display
het stimulatieveld.
Het referentiehoofd geeft de verhouding aan van de leadstroom die wordt geprogrammeerd ten opzichte van de positie van
22 Referentiehoofd
het hoofd van de patiënt.
23 Legenda klinische effecten Het niveau van de therapeutische voordelen wordt aangegeven door de verzadiging van de punt.
Visuele weergave van het geschatte stimulatieveld voor de huidig geprogrammeerde stimulatieparameters.
STIMVIEW™ of
24
Stimulatieveldmodel
Opmerking: Als Brainlab Elements beschikbaar is op de CP, kunnen geïmporteerde objecten worden bekeken in
(SFM)
Selecteer de snelkeuzeknoppen om het stimulatieveld te wijzigen. De directionele voorinstellingen sturen het volledig gerichte
stimulatieveld in één van de vier orthogonale richtingen om het stimulatieveld in „ringmodus" te zetten. Ringmodus genereert, vanaf
Directionele
25
een gesegmenteerd contactniveau, stimulatievelden gelijk aan die gegenereerd door een standaard „ring" of cilindrisch contact.
voorinstellingen
Opmerking: Geldt alleen voor de DB2202-Directionele lead.
Stuur het stimulatierichtpunt cirkelvormig rondom de lead.
26 Roteerknoppen
Opmerking: Geldt alleen voor de DB2202-Directionele lead.
Verspreid radiaal of richt het stimulatieveld.
27 Spreiding/focus-knoppen
Opmerking: Geldt alleen voor de DB2202-Directionele lead.
Programmeerhandleiding voor de Vercise™ Neuronavigator 3
92348958-06 126 van 477
Tabel 4: Beschrijving van het tabblad Programma
Bereik
20 μS tot 450 μS
Bereik
2 Hz tot 255 Hz
Alternatief
mA
op AAN is gezet in het configuratiescherm.
de kaart met klinische effecten voor configuraties die niet mogelijk zijn in de Stuurmodus en voor directionele-
leadinstellingen die niet 100% gericht of gespreid zijn.
STIMVIEW, STIMVIEW XT genoemd wanneer geïmporteerde objecten worden weergegeven.