6.5
Aanwijzingen voor een veilig gebruik in
explosiegevaarlijke zones cFMus
6.5.1
Controle
GEVAAR – Explosiegevaar!
Explosiegevaar bij het openen van de behuizing.
Voor het openen van de behuizing de volgende
punten in acht nemen:
— Er moet een vuurvergunning worden
aangevraagd.
— Er moet worden gecontroleerd dat er geen
explosiegevaar bestaat.
— Voor het openen van het behuizingsdeksel
moet de voeding worden uitgeschakeld en een
wachttijd van t > 2 minuten te worden
aangehouden.
VOORZICHTIG – Verbrandingsgevaar!
Verbrandingsgevaar aan de meetwaardeopnemer
door hete meetstoffen. De
oppervlaktetemperatuur kan afhankelijk van de
meetstoftemperatuur 70 °C (158 °F)
overschrijden!
Voor het werken aan de meetwaardeopnemer
eerst controleren of het apparaat voldoende is
afgekoeld.
Verder dienen de volgende punten in acht te worden
genomen:
— De montage, ingebruikname, instandhouding en onderhoud
in Ex-zones mag alleen worden uitgevoerd door
overeenkomstig opgeleid personeel.
— Bij geopend behuizing is de EMC-beveiliging opgeheven.
— Meetwaardeopnemer en meetomvormer moeten volgens de
geldende internationale normen geaard zijn.
— De aansluiting van de meetwaardenopnemer op de
meetomvormer mag slechts plaatsvinden door middel van
de door ABB Automation Products geleverde signaalkabel.
— Bij uitvoering in gescheiden constructie moet de
signaalkabellengte tussen meetwaardeopnemer en
meetomvormer minimaal 5 m (16,4 ft) bedragen.
— De temperatuurklassen volgens de goedkeuring in het
hoofdstuk "Ex-relevante technische gegevens conform
cFMus" moeten beslist in acht te worden genomen.
— Gelieve rekening te houden met de afbeelding
"3KXF002126G0009" in de bijlage.
32 - NL CI/FCB300-X1 Rev. C | CoriolisMaster FCB330, FCB350
6.5.2
Kabelinvoeren
Bijzondere aanwijzingen voor apparaten met
Noordamerikaans certificaat
Apparaten die gecertificeerd ziijn voor Noordamerika worden
slechts met 1/2" NPT-schroefdraad zonder kabelwartels
geleverd.
6.5.3
Elektrische aansluiting
BELANGRIJK (AANWIJZING)
De behuizing van de meetomvormer en
meetwaarden-opnemer moet worden verbonden
met de potentiaalcompensatie PA. Bij aansluiting
van de aardleider PE moet de operator erop
letten dat er geen potentiaalverschillen ontstaan
tussen aardleider PE en potentiaalvereffening PA.
De Ex-berekeningen zijn gebaseerd op temperaturen bij de
kabelingang van 70 °C (158 °F). Daarom moeten de aan te
sluiten kabels voor de hulpvoedingsspanning en de
signaalingangen en -uitgangen ook voldoen aan een
specificatie van tenminste 70 °C (158 °F).
Aarding
1
2
3
Afb. 28
Volgens NEC standard kan de aparte aardverbinding tussen
meetwaardeopnemer en meetomvormer tot stand worden
gebracht zoals hieronder beschreven:
1. De signaalkabel op een lengte van 100 ... 120 mm
(3.94 ... 4,72 inch) strippen.
2. Het in de signaalkabel geïntegreerde vlechtwerk van
verzinkt koperdraad (1) tot een lengte van 10 ... 15 mm
(0,39 ... 0,59 inch) splitsen. De gesplitste draden van het
vlechtwerk twisten.
3. De bijgesloten groen-gele beschermslang zó op de streng
schuiven dat aan het uiteindende 10 mm (0,39 inch)
uitsteken (zo nodig de beschermslang inkorten).
4. De meegeleverde ringkabelschoen (2) erop persen.
5. Op de aardingsaansluiting (3) aansluiten.
G11458