10.3 Aansluiten van een backup accu
Voedingsspanning via backup accu:
•
Sluit + aan op klem 19.
•
Sluit - aan op klem 20.
Backup-accu bewakingsfunctie:
•
Sluit + aan op klem 37.
•
Sluit - aan op klem 38.
10.4 Relaisuitgangen
De aansluiting van de relaisuitgangen is
afhankelijk van de toepassingen en de
N.B.
gebruikte stelaandrijvingen. De hieronder
beschreven aansluitingen dienen daarom
uitsluitend als richtlijn.
Onderdrukking van interferentie is noodzakelijk voor
inductieve belastingen (ook relais en contactors).
Wanneer dit niet mogelijk is moeten de relaiscontac-
ten zoals hieronder beschreven met een onderdruk-
kingsschakeling worden beveiligd.
•
Bij wisselspanning:
Max. stroom
Condensator C Weerstand R
10 μF, 275 V
60 mA
47 μF, 275 V
70 mA
100 μF, 275 V
150 mA
220 μF, 275 V
1,0 A
•
Bij gelijkspanning: Vrijloopdiode parallel aan
relais of contactor schakelen.
Voorzie relaisuitgangen van een geschikte
Voorzichtig
backup zekering!
+
DC
-
Afb. 9
Onderdrukkingsschakeling DC/AC
390 Ω, 2 W
22 Ω, 2 W
47 Ω, 2 W
47 Ω, 2 W
AC
R
C
10.5 Stroomuitgang
Let op de juiste polariteit!
Voorzichtig
Maximale belasting: 500 Ω.
De stroomuitgang kan worden ingesteld op één van
de twee standaard bereiken "0-20 mA" of "4-20 mA",
of het kan vrij worden ingesteld.
•
Sluit de afscherming aan één zijde aan op de
aarde (PE).
Uitgang 1: Sensor 1
Deze stroomuitgang stuurt de weergegeven meet-
waarde uit als een analoog stroomsignaal.
Gebruik van het stroomsignaal voor meetwaarden:
•
Als ingangssignaal voor een andere indicator.
1. Sluit de + ader aan op klem 39.
2. Sluit de - ader aan op klem 40.
Uitgang 2: Sensor 2
Deze stroomuitgang stuurt de weergegeven meet-
waarde uit als een analoog stroomsignaal.
Gebruik van het stroomsignaal voor meetwaarden:
•
Als ingangssignaal voor een andere indicator
1. Sluit de + ader aan op klem 41.
2. Sluit de - ader aan op klem 42.
379