Grundfos Conex DIA-G Instrucciones De Instalación Y Funcionamiento página 405

Ocultar thumbs Ver también para Conex DIA-G:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 106
11.11.1 Handmatig instellen van het nulpunt voor
de sensoren
Waarschuwing
Wanneer deze functie onjuist wordt
gebruikt bestaat er een risico op meetfou-
ten of meetstoring!
De sensoren kunnen een afwijking van het nupunt
aangeven, d.w.z. er wordt een concentratie aange-
geven zelfs wanneer er geen gas in de lucht aanwe-
zig is. Om deze waarde te compenseren, kan een
nulpuntafwijking tot max. 5 µA worden gecorrigeerd.
In het geval van grotere afwijkingen is de sensor
defect en moet worden vervangen.
Instellen van het nulpunt voor de sensor:
Plaats de sensor in een omgeving die absoluut
geen meetgas bevat.
Waarschuwing
Stel nooit het nulpunt in in de ruimte die
bewaakt moet worden door de sensor! Een
eventuele gasconcentratie in deze omge-
ving wordt afgetrokken van de meet-
waarde in de toekomst als de offset!
In het "Sensor 1"/"Sensor 2" submenu, kan het nul-
punt handmatig worden ingesteld.
Man. zero pt. (Handm. nulpunt) S1/S2
– Change (Wijzig)
– Delete (Verwijderen).
De "Change" (Wijzig) optie kan worden gebruikt om
een nieuw nulpunt in te voeren.
– 0.00 ppm = x.xx µA of nA.
De "Delete" (Verwijder) optie verwijdert een eerder
ingesteld nulpunt. Het waardenpaar wordt gereset
tot 0.00 ppm/0 µA of nA.
11.11.2 Uitvoeren van een kalibratie
Waarschuwing
Wanneer deze functie onjuist wordt
gebruikt bestaat er een risico op meetfou-
ten of meetstoring!
De sensoren kunnen een afwijking aangeven t.o.v.
de actuele gaswaarde in de lucht Om deze afwijking
te compenseren, kan de sensor worden gekali-
breerd. Om dit te doen is een exacte vergelijkbare
meting absoluut noodzakelijk (bijvoorbeeld een
gekalibreerd gasmeetinstrument).
®
De Conex
DIA-G is een gasdetector. Het
is niet geschikt voor continue meting van
N.B.
een gasconcentratie of voor MAC-bewa-
king.
In het "Sensor 1"/"Sensor 2" submenu, kan de kali-
bratie worden uitgevoerd.
1. Breng de sensor naar een atmosfeer die gas
bevat en voer een concentratiemeting uit met een
gasmeetinstrument.
Kalibratie S1/S2
– Measured value (Meetwaarde)
– Result.
De "Measured value" (Meetwaarde) optie kan wor-
den gebruikt om de kalibratie uit te voeren.
2. Druk op de [Omhoog] of [Omlaag] om de concen-
tratie van de vergelijkende meting in ppm in te
voeren.
– De rij daaronder geeft de actuele stroom weer
van de cel in nA of µA.
Calibration
(Kalibratie)
x.xx ppm
Cell (Cel) 22.2 µA
3. Druk op [OK] om de kalibratie op te slaan.
– De gekalibreerde toename wordt weergegeven
in het "Resultaten" menu.
– De toename wordt ook overgedragen naar de
sensordata in het "Service" menu.
11.11.3 Instellen van de gevoeligheid van de
sensor
Waarschuwing
Wanneer deze functie onjuist wordt
gebruikt bestaat er een risico op meetfou-
ten of meetstoring!
In het "Sensor 1"/"Sensor 2" submenu, kan de
gevoeligheid handmatig worden ingevoerd.
Sensitivity (Gevoeligheid) S1/S2
– Druk op de [Omhoog] of [Omlaag] knop om de
sensorgevoeligheid in te voeren in nA/ppm of
µA/ppm.
– Opslaan m.b.v. [OK].
405

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido