Controle- en
onderhoudswerkzaamheden
Dagelijks voor het bedrijfsbegin
Motoroliepeil controleren.
Controleer het vulniveau in het koelmid-
del-compensatievat.
Keerwals en zijborstel controleren op
slijtage en in elkaar gewikkelde ban-
den.
Wielen controleren op in elkaar ge-
draaide banden.
Centrifugaalseparator en luchtfilter con-
troleren, zo nodig reinigen.
Werking van alle bedieningsonderdelen
controleren.
Apparaat op beschadigingen controle-
ren.
Stoffilter met de toets Filterreiniging rei-
nigen.
Instructie: Beschrijving zie hoofdstuk Re-
paraties en onderhoud.
Werking
Chauffeursstoel instellen
1 Hefboom stoelverstelling
2 Bestuurdersstoel
Hefboom stoelverstelling naar buiten
trekken.
Stoel verschuiven, hefboom loslaten en
vastzetten.
Door vooruit- en terugbewegen van de
stoel controleren of hij vast zit.
Gastoevoer openen
Gas-aftapventiel openen door tegen de
wijzers van de klok te draaien.
74
Apparaat starten
Instructie: Het apparaat is uitgerust met
van een zitcontactschakelaar. Bij het verla-
ten van de chauffeursstoel wordt het appa-
raat uitgeschakeld.
Op de chauffeursstoel plaatsnemen.
Parkeerrem (11) vergrendelen.
Motortoerentalverstelling (10) 1/3 naar
voren schuiven.
Motor starten
Om de motor te starten, moet het rem-
pedaal ingedrukt worden.
Bij koude buitentemperaturen: Choke
(13) aantrekken.
Contactsleutel naar rechts draaien en
apparaat starten.
Is het apparaat gestart, dan contact-
sleutel loslaten.
Loopt de motor zonder problemen,
choke indrukken.
Instructie: De startmotor nooit langer dan
10 seconden gebruiken. Voor het opnieuw
gebruiken van de startmotor minstens 10
seconden wachten.
Apparaat verrijden
1 Rempedaal
2 Rijpedaal "vooruit"
3 Rijpedaal "achteruit"
Schuif de toerentalregeling van de mo-
tor helemaal naar voren (bedrijfstoeren-
tal).
Rempedaal induwen en ingedrukt hou-
den.
Parkeerrem losmaken.
Vooruit rijden
Gaspedaal "vooruit" langzaam indruk-
ken.
Achteruit rijden
GEVAAR
Verwondingsgevaar!
Bij het achteruitrijden mag geen gevaar
voor derden bestaan, eventueel laten
inwerken.
Gaspedaal "achteruit" langzaam in-
drukken.
7
-
NL
Rijgedrag
Met het gaspedaal kan de rijsnelheid
traploos geregeld worden.
Vermijd schokkend bedienen van het
pedaal aangezien de hydraulische in-
stallatie beschadigd kan worden.
Bij capaciteitsafname op hellingen het
rijpedaal zachtjes terugnemen.
Remmen
Rijpedaal loslaten, het apparaat remt
zelf en blijft staan.
Instructie: De remwerking kan door in-
drukken van het rempedaal ondersteund
worden.
Over hindernissen heen rijden
Over vaststaande hindernissen tot 70 mm
heen rijden:
Langzaam en voorzichtig in voorwaart-
se richting overheen rijden.
Over vaststaande hindernissen boven 70
mm heen rijden:
Er mag alleen over hindernissen heen
gereden worden met een geschikte op-
rijdrempel.
Veegbedrijf
LET OP
Geen pakbanden, draden of soortgelijk ma-
teriaal opvegen; dit kan leiden tot een be-
schadiging van het veegmechanisme.
Instructie: Om een optimaal reinigingsre-
sultaat te krijgen, moet de rijsnelheid aan
de omstandigheden aangepast worden.
Instructie: Tijdens het gebruik moet de
stoffilter op gezette tijden gereinigd wor-
den.
Instructie: Bij frequent werken in een om-
geving met veel fijn stof moet de filter vaker
gereinigd worden.
Bedieningshendel
1 Bedieningshendel veegwals en zijbe-
zem
2 Bedieningshefboom vuilreservoir
3 Bedieningshendel veegwals
4 Bedieningshefboom reservoirdeksel
Bedieningshendel veegwals en zijbe-
zem
Bedieningshendel (1) naar voren: veeg-
wals aan en zijbezem neerlaten en aan.
Bedieningshendel (1) naar achteren:
veegwals aan.
Bedieningshefboom vuilreservoir
Bedieningshefboom vuilreservoir (2)
naar voren: Vuilreservoir gaat omlaag.
Bedieningshefboom vuilreservoir (2)
naar achteren: Vuilreservoir gaat om-
hoog.