8. Schuif de geleideklauw van de pomp tussen de geleiderails
en laat de pomp in de put zakken door middel van een
geborgde ketting die aan de hijsbeugel van de pomp is vast-
gemaakt. Wanneer de pomp het voetstuk met voetbochtkop-
peling bereikt, dan koppelt de pomp zich vanzelf.
9. Hang het uiteinde van de ketting op aan een degelijke haak
aan de bovenzijde van de put en zorg ervoor dat de ketting
niet in contact kan komen met het pomphuis.
10. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op te rollen
op een trekontlaster zodat de kabel niet wordt beschadigd tij-
dens bedrijf. Maak de trekontlaster vast aan een geschikte
haak bovenin de put. Zorg ervoor dat de kabels niet geknikt of
afgekneld worden.
11. Sluit de motorkabel aan.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet worden
N.B.
ondergedompeld aangezien dan water in de kabel
kan doordringen.
7.2 Vrijstaande ondergedompelde opstelling op een
standring
Afb. 5 Vrijstaande ondergedompelde pomp op een standring
Pompen voor vrijstaande ondergedompelde installaties kunnen
vrij op de bodem van de put staan. De pomp moet worden geïn-
stalleerd op een standring. Zie afb. 5.
De standring is als toebehoren verkrijgbaar.
Om de pomp gemakkelijk te kunnen servicen moet een flexibele
verbinding of koppeling aan de persopening worden gemonteerd
om deze gemakkelijk te kunnen ontkoppelen.
Als een slang gebruikt wordt, zorg er dan voor dat de slang niet
knikt en dat de inwendige diameter van de slang overeenkomt
met die van de persopening van de pomp.
Als een harde (kunststof) leiding wordt gebruikt, monteert u
het koppelstuk, de terugslagklep en de afsluiter in deze volgorde,
gezien vanaf de pomp.
Als de pomp in de modder of op een ongelijke ondergrond wordt
opgesteld, dan wordt aanbevolen om de pomp met stenen of
soortgelijk materiaal te ondersteunen.
Ga als volgt te werk:
1. Bevestig een bocht van 90 ° op de persopening van de pomp
en sluit de persleiding/slang aan.
2. Laat de pomp in de vloeistof zakken met een ketting die vast-
gemaakt is aan de hijsbeugel van de pomp. Wij raden aan om
de pomp op een vlakke en stevige fundering te plaatsen.
Zorg dat de pomp aan de ketting hangt en niet aan de kabel.
Zorg ervoor dat de pomp stevig staat.
3. Hang het uiteinde van de ketting op aan een degelijke haak
aan de bovenzijde van de put en zorg ervoor dat de ketting
niet in contact kan komen met het pomphuis.
4. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op te rollen
op een trekontlaster zodat de kabel niet wordt beschadigd tij-
dens bedrijf. Maak de trekontlaster vast aan een geschikte
haak boven in de put. Zorg ervoor dat de kabel niet wordt
geknikt of afgekneld.
5. Sluit de motorkabel aan.
326
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet worden
ondergedompeld aangezien dan water in de kabel
N.B.
kan doordringen.
7.3 Draaimomenten voor zuig- en uitlaatflenzen
Verzinkte stalen moeren en bouten, kwaliteit 4,6 (5)
Diameter
Nominale
van spoed
diameter
[mm]
DN 65
145
DN 80
160
DN 100
180
DN 150
240
Stalen moeren en bouten, kwaliteit A2.50 (AISI 304)
Diameter
Nominale
van spoed
diameter
[mm]
DN 65
145
DN 80
160
DN 100
180
DN 150
240
De afdichting moet een volledig vlakke, vesterkte
papieren afdichting zoals Klingersil C4300 zijn. Als
Voorzichtig
een zachter afdichtingsmateriaal wordt gebruikt,
moeten de draaimomenten aangepast worden.
Gespecificeerde
draaimomenten afge-
rond op ± 5
Bouten
[Nm]
Enigszins
Goed
geolied
gesmeerd
4 x M16
70
60
8 x M16
70
60
8 x M16
70
60
8 x M20
140
120
Gespecificeerde
draaimomenten afge-
rond op ± 5
Bouten
[Nm]
Enigszins
Goed
geolied
gesmeerd
4 x M16
-
60
8 x M16
-
60
8 x M16
-
60
8 x M20
-
120