F
GB
D
E
I
ONDERHOUD
DE SNIJSCHAKELS SLIJPEN (Afb. 53 - 56)
ONDERDELEN VAN EEN SNIJSCHAKEL
(A) Snijhoek
(B) Zijplaat
(C) Tanddiepte
(D) Teen
Zorg ervoor dat alle snijschakels in de opgegeven hoeken
zijn gevijld en op dezelfde lengte, omdat snel zagen
alleen mogelijk is wanneer alle snijschakels gelijk zijn.
1. Draag handschoenen voor bescherming.
2. Span de ketting voorafgaand aan het slijpen.
OPMERKING: Raadpleeg "Onderhoud – De ketting-
spanning aanpassen" eerder in deze handleiding.
3. Gebruik een ronde vijl met een diameter van 4 mm
(5/32") en een houder. Vijl de schakels uitsluitend in
het midden van het zaagblad.
4. Houd de vijl evenwijdig aan de bovenplaat van
de snijschakel. Laat de vijl niet schuin omhoog of
omlaag bewegen.
5. Gebruik een lichte, maar stevige druk. Vijl in de
richting van de voorste hoek van de snijschakel.
6. Til de vijl weg van het staal bij elke beweging
achterwaarts.
7. Vijl elke tand met een aantal krachtige halen bij.
Vijl alle linkse snijschakels (A) in één richting.
Ga vervolgens naar de andere kant en vijl de rechtse
snijschakels (B) in de tegenoverliggende richting.
8. Verwijder het metaalvijlsel van de vijl met
een staalborstel.
LET OP
Een botte of onjuist geslepen ketting kan resulteren
in een te hoog motortoerental tijdens het zagen,
wat kan leiden tot ernstige motorschade.
WAARSCHUWING
Onjuist slijpen van de ketting vergroot het risico
op terugslag.
WAARSCHUWING
Nalatigheid bij het vervangen of repareren van een
beschadigde ketting kan resulteren in ernstig letsel.
WAARSCHUWING
De zaagketting is zeer scherp. Draag altijd
beschermende handschoenen tijdens het
uitvoeren van onderhoud aan de ketting.
NL
P
S
DK
N
(E) Uitsparing
(F) Hak
(G) Klinknagelgat
(H) Bovenplaat
FIN GR HU
CZ RU
Nederlands
VIJLHOEK BOVENPLAAT (Afb. 57)
(A) - JUIST 30° – vijlhouders zijn gemarkeerd met
■
geleidingsmerktekens om de vijl op de juiste wijze
uit te lijnen zodat de bovenplaat op juiste wijze
wordt geslepen.
(B) - MINDER DAN 30° – voor haaks op de
■
boomstam zagen.
(C) - MEER DAN 30° – afgeschuinde rand wordt
■
snel bot.
HOEK ZIJPLAAT (Afb. 58)
(D) - JUIST 80° – komt automatisch tot stand
■
wanneer u een vijl met de juiste diameter gebruikt in
de vijlhouder.
(E) - HAAK – "hapert" en wordt snel bot, verhoogt
■
het risico op TERUGSLAG. Is het gevolg van een vijl
met een te kleine diameter of een vijl die te laag
wordt gehouden.
(F) - NEGATIEVE HOEK – hiervoor is een te hoge
■
aanduwdruk vereist, zorgt voor buitensporige slijtage
aan het zaagblad en de ketting. Is het gevolg van een
vijl met een te grote diameter of een vijl die te hoog
wordt gehouden.
SPELING DIEPTESTELLERNOK BEHOUDEN
(Afb. 51, 59 en 60)
Zorg dat de tanddiepte (A) een speling behoudt van
■
ca. 0,6 mm (0,025"). Gebruik een tanddieptemeter
voor de controle van de tanddieptespeling.
Elke keer wanneer u de ketting vijlt, dient u de speling
■
van de dieptestellernok te controleren.
Gebruik een platte vijl (B) (niet meegeleverd) en
■
een dieptestellermal (C) (niet meegeleverd) om
alle tanddiepten uniform te verlagen. Gebruik een
dieptestellermal van 0,6 mm (0,025"). Na het verlagen
van alle tanddieptes, herstelt u de oorspronkelijke
vorm door de voorzijde (D) af te ronden. Zorg
ervoor dat de naastliggende aandrijfschakels niet
beschadigd worden door de rand van de vijl.
Tanddieptes moeten met een platte vijl in dezelfde
■
richting worden aangepast waarin de naastliggende
s n i j s c h a k e l i s g e v i j l d m e t e e n r o n d e v i j l .
Wees voorzichtig om te voorkomen dat de platte vijl
in contact komt met de snijkant tijdens het aanpassen
van de dieptestellernokken.
129
RO PL SLO HR TR EST LT
LV
SK BG