• Installeer vóór het apparaat, op een gemakkelijk toeganke-
lijke plek, een meerpolige scheidingsschakelaar met een
geschikt vermogen die een volledige scheiding van het vo-
edingsnet garandeert, met een afstand tussen de contacten
die een complete loskoppeling mogelijk maakt in de condities
van de overspanningscategorie III, in overeenstemming met
de installatieregels. De maximaal toelaatbare lekstroom is
1mA/kW.
• Gebruik voor de aansluiting een rubberen flexibele kabel
met oliebestendige kabelmantel van het type H05RN-F of
H07RN-F. Zie voor de doorsnede van de kabel de tabel met
de technische gegevens.
• Demonteer het voorpaneel (of de verticale bescherming).
• Sluit de voedingskabel aan op het klemmenbord, zoals
aangegeven in het schakelschema dat bij het apparaat ver-
strekt wordt. Houd de aansluiting van de fasedraad (L) en de
nuldraad (N) aan. Verwissel de polen niet.
• Monteer het voorpaneel (of de verticale bescherming) weer.
• Zet de voedingskabel vast met de kabelklem.
• Bescherm de voedingskabel buiten het apparaat met een
buis van metaal of hard plastic.
• Als de voedingskabel beschadigd is, moet deze door de fa-
brikant of door een erkend technisch servicecentrum worden
vervangen of in elk geval door een persoon met een verge-
lijkbare kwalificatie, zodat elk risico wordt vermeden.
AARDING EN EQUIPOTENTIAALVERBINDING
Verbind elektrische apparaten met een deugdelijke aardingslei-
ding. Sluit de aardgeleider aan op de klem met het symbool
dat naast het ingangsklemmenbord van de lijn zit.
Verbind de metalen structuur van het elektrische apparaat met
een equipotentiaalverbinding. Sluit de geleider aan op de klem
met het symbool
die op de buitenkant van de bodem zit.
• Dit symbool duidt erop dat het apparaat moet worden opge-
nomen in een potentiaalvereffeningssysteem dat volgens de
voorschriften van de geldende normen is aangesloten.
12 AANPASSING AAN EEN ANDER TYPE GAS
In de tabel T1 worden, per land van bestemming, weergege-
ven:
• de gastypen die kunnen worden gebruikt om het apparaat te
laten werken
• de inspuiters en de instellingen voorelk gastype dat kan wor-
den gebruikt.Bij de inspuiters is het getal dat wordt vermeld
in de tabel T1 in het lichaam van de inspuiter zelf gestanst.
Om het apparaat aan te passenaan het type gas waarmee het
zal worden gevoed, moeten de aanwijzingen van de tabel T1
worden opgevolgd enmoeten de volgende handelingen wor-
den verricht:
• De inspuiter van de hoofdbrander (UM) vervangen.
• De beluchter van de hoofdbrander op de afstand A plaatsen.
• De sticker van het nieuwe gastype op het apparaat
aanbrengen.De inspuiters en stickers worden bij het appa-
raat geleverd.
INSTELLING VAN DE MAXIMUM EN MINIMUM UIT-
LAATDRUK UIT DE GASKLEP
• Controleer de in- en uitlaatdruk door middel van de speciale
drukmeetaansluitingen.
• PP - Pa: meetaansluiting inlaatdruk (voeding).
• PP – Pu: meetaansluiting uitlaatdruk.
• Gebruik een manometer met een resolutie van niet minder
dan 0,1 mbar.
• Draai de borgschroef van de meetaansluiting los en sluit de
manometer erop aan.
• Meet de druk terwijl het apparaat in werking is.
• Als u deze controle verricht heeft moet u de aansluitingen
met de speciale schroeven hermetisch afsluiten (aanbevolen
aanhaalkoppel: 1,0 Nm).
Alle instellingen moeten in de vermelde volgorde verricht wor-
den.
Haal het plastic kapje C van de regelaar af.
Maximumdruk (waarden in tabel T1).
• Zie de figuur in het hoofdstuk figuren "MIN. EN MAX. IN-
STELLING GASKLEP".
• Draai de moer A strakker aan om de uitlaatdruk te vermeerde-
ren en draai hem losser om de druk te verminderen (gebruik
een sleutel van 10 mm).Minimumdruk (waarden in tabel T1).
• Zie de figuur in het hoofdstuk figuren "MIN. EN MAX. IN-
STELLING GASKLEP".
• Draai terwijl u de moer A tegen houdt, de schroef B strakker
aan om de druk te vermeerderen en draai hem losser om
de druk te verminderen (gebruik een schroevendraaier met
inkeping 6x1).
Breng het plastic kapje van de regelaar weer aan.
Let op: Voor de goede werking van de regelaar is het van
essentieel belang dat het kapje C weer aangebracht wordt.
VERVANGING VAN DE INSPUITER VAN DE HOOFDBRAN-
DER EN REGELING VAN DE PRIMAIRE LUCHT.
• Draai de schroef V los.
• Demonteer de inspuiter UM (samen met de beluchter Z) en
vervang hem door de inspuiter die wordt aangegeven in de
tabel T1.
• Schroef de inspuiter UM ( samen met de beluchter Z ) hele-
maal vast.
• Plaats de beluchter Z op de afstand A die wordt aangegeven
in de tabel T1.
• Draai de schroef V helemaal vast.
13 INBEDRIJFSTELLING
Zie het hoofdstuk 'ONDERHOUDSINSTRUCTIES'.
GEBRUIKSAANWIJZING
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
• Lees deze handleiding aandachtig door.
Hierin vindt u belangrijke informatie over
de veiligheid bij de installatie, het gebruik
en het onderhoud van het apparaat.
• Bewaar deze handleiding op een veili-
ge, bekende plaats zodat u deze te allen
tijde kunt raadplegen zolang het apparaat
meegaat.
• De installatie, aanpassing aan een ander
gastype en het onderhoud van het apparaat
moeten worden uitgevoerd door gekwalifi-
7