Mini-BAL en ga verder met de spoel- en
bemonsteringsprotocollen.
3B. Opstellingsprotocol (voor gebruik met HALYARD* MAP gesloten
afzuigsysteem)
a. Druk de knop op de zuiger in en draai het verdeelstuk voor
het HALYARD* MAP gesloten afzuigsysteem zodanig dat de
'alternatieve therapiepoort' op één lijn ligt met de luchtweg
(afb. A).
Opgelet: Draai het niet indien het instrument is ingebracht
via de 'alternatieve therapiepoort' .
b. Open de dop van de afdichtingscassette (afb. Aa) op het
HALYARD* MAP gesloten afzuigsysteem.
c. Verwijder de Mini-BAL-adapter (afb. 1d) uit de verpakking en
bevestig deze op de afdichtingscassette (afb Aa).
d. Breng de Mini-BAL via de Mini-BAL-adapter in de
afdichtingscassette in (afb. A).
e. Volg bovenstaande stap 3e–g.
4. Spoelprotocol
a. Voer de Mini-BAL 5 cm voorbij het uiteinde van de endotracheale
tube of tracheostomietube op.
b. Verwijder obstructie uit de tip door deze met 2 ml fysiologische
zoutoplossing door te spoelen.
5. Bemonsteringsprotocol
a. Houd de buitensheath op zijn plaats en voer de binnenkatheter
op totdat er weerstand wordt ondervonden (afb. 5).
(De binnenkatheter moet nu een wiggepositie hebben.)
b. Vergrendel de buitensheath in positie door de blauwe
schuifvergrendeling (afb. 2g) op het kniestuk in de vergrendelde
stand te schuiven.
c. Verricht de bronchoalveolaire lavage volgens het protocol.
6. Nadat u het uiteindelijke monster hebt verkregen, trekt u de
binnenkatheter terug totdat de zwarte strook zichtbaar is achter de
afdichting van het regelaanzetstuk.
7A. Afnemingsprotocol (voor gebruik rechtstreeks met kunstmatige
luchtweg)
a. Verwijder de Mini-BAL en het kniestuk uit het circuit en sluit de
beademingapparatuur opnieuw aan.
7B. Afnemingsprotocol (voor gebruik met HALYARD* MAP gesloten
afzuigsysteem)
a. Open de blauwe schuifvergrendeling van de Mini-BAL-adapter en
trek de Mini-BAL helemaal terug.
b. Druk de knop op de zuiger in en draai het verdeelstuk voor het
HALYARD* MAP gesloten afzuigsysteem naar de stand 'Uit' of
'Afzuiging' .
c. Verwijder de afdichtingscassette en de Mini-BAL-adapter door
deze linksom te draaien.
d. Vervang deze telkens na gebruik of na inbrenging van een
instrument door een nieuwe afdichtingscassette (afb. 1c), die
zich in de Mini-BAL-verpakking bevindt.
Volwassen niet-geïntubeerde patiënten
1. Maak de bovenste luchtwegen gereed volgens het standaard
anesthesieprotocol voor transnasale bronchoscopie.
2. Bevestig de zuigadapter (afb. 1a) en de 20/50-ml injectiespuit met
fysiologische zoutoplossing op een 3-wegskraan (afb. 2e).
3. Bevestig de sputumopvang en de zuigapparatuur op de Mini-BAL.
4. Leid de Mini-BAL door het neusgat totdat de tip van de katheter te
Diameter
30
Niet vervaardigd met natuurlijk
Lengte
rubberlatex
zien is in de middenlijn van de farynx. De richtbare tip moet zich in
het midden van het sagittale vlak bevinden.
5. Plaats het hoofd in een neutrale positie of met de kin enigszins naar
de borstkas gericht.
6. Instrueer de patiënt om langzaam diep in te ademen en voer de
katheter gedurende deze inademing op.
7. Breng de kromming van de katheter met richtbare tip in positie voor
de rechter- of linkerlong (zuurstofpoort (afb. 2d) op dezelfde zijde).
Om de richtbare tip te leiden, draait u de zuurstofpoort rechts of
links naar de gewenste long.
8. Blijf de Mini-BAL opvoeren totdat de kathetertip zich ongeveer
15 cm voorbij de stembanden bevindt.
9. Spoel de tip door door 2 ml fysiologische zoutoplossing in te
druppelen. Let op een op-en-neer-beweging van de vloeistof
binnen de katheter bij de ademhaling om de plaatsing in de
luchtwegen te controleren.
Waarschuwing
De zuurstofstroming door het Mini-BAL-hulpmiddel mag pas
worden gestart nadat de katheterplaatsing binnen de trachea
of de bronchi is bevestigd door bewijs van uitademingswasem
binnen de katheter, de heen-en-weer-beweging van de
doorspoeloplossing of door een röntgenopname.
Opgelet
Het kan wenselijk zijn zuurstof met lage stroomsnelheid, maximaal
5 liter per minuut, toe te dienen voorafgaande aan en gedurende
de ingreep. Voorafgaande aan de ingreep moet er zuurstof worden
toegediend via een neuscanule en gedurende de ingreep via de
Mini-BAL-zuurstofpoort. Er moet pulsoximetrie worden gebruikt om
de zuurstofverzadiging te meten. Er moet gepaste bewakings- en
reanimatieapparatuur voor spoedgevallen onmiddellijk voorhanden
zijn.
10. Via een zuurstofleiding op de zuurstofpoort (afb. 2d) kan er
zuurstof met lage stroomsnselheid, tot op 5 liter per minuut,
worden toegediend. Er mag pas zuurstof worden gestart wanneer is
bevestigd dat de katheter zich binnen de trachea bevindt.
11. Om de wiggepositie te bereiken, houdt u de buitensheath op
zijn plaats en voert u de binnenkatheter op totdat u weerstand
ondervindt (afb. 5).
(Door de juiste wiggepositie te bewerkstelligen, zorgt u dat er
voldoende lavageoplossing terugkeert. Indien de terugstroming
van de lavage ontoereikend is, kan het nodig zijn de binnenkatheter
enigszins terug te trekken. Indien de patiënt vocht uit de
luchtwegen ophoest, is de wig ontoereikend en moet de katheter
worden opgevoerd.)
12. Verricht bronchoalveolaire lavage volgens het protocol.
13. Nadat u het uiteindelijke monster hebt verkregen, trekt u de
binnenkatheter terug totdat de zwarte strook zichtbaar is achter de
afdichting van het regelaanzetstuk. Verwijder de Mini-BAL uit de
luchtwegen van de patiënt.
Uitsluitend op
voorschrift
verkrijgbaar
Bevat