9.1.
DSG en MASS reduceerventielen
9.1.1 Waarschuwingssignaal
Sluit de ademautomaat aan op het aansluitstuk.
Sluit de ademluchtslang aan op het aansluitstuk en op het reduceerventiel.
Open de cilinderventiel(en).
De cilinderdruk op de manometer moet minimaal 120 bar bedragen.
Sluit de cilinderventiel(en) weer.
Activeer voorzichtig de spoelfunctie van de ademautomaat totdat er lucht uitstroomt.
Controleer de hogedrukmanometer, het waarschuwingssignaal moet worden geactiveerd bij minimaal 30 bar.
9.1.2 Hogedrukafdichtringen
Controleer de staat van de O-ringen op de cilinderaansluiting (visuele inspectie) voordat u de ademluchtcilinder aansluit,
vervang indien nodig. Aanbevolen wordt de O-ringen minimaal om de 12 maanden te vervangen. .
9.1.3 Algemene revisie
De algemene revisie, of reparatie in geval van een functiestoring, mag alleen worden uitgevoerd door de fabrikant
of door iemand die daartoe door MSA bevoegd is verklaard. Alle rubberen onderdelen en andere onderdelen die
kunnen slijten, worden vervangen. Het toestel wordt opnieuw afgesteld en afgedicht.
9.2.
Luchtdichtheid van hoge- en middendrukcomponenten voorafgaand aan gebruik
9.2.1 Toestel met toevoer van een ademluchtcilinder
Sluit de ademluchtslang aan op de adapter en op het reduceerventiel.
Open de cilinderventiel(en).
De cilinderdruk moet ten minste 270 bar bij 300 bar cilinders en ten minste 180 bar bij 200 bar cilinders
bedragen.
Sluit de cilinderventiel(en). De drukval mag niet meer zijn dan 10 bar binnen één minuut.
9.2.2 Toestel met toevoer van een ademluchtnetwerk
Sluit de ademluchtslang aan op de adapter en reduceerventiel en het tappunt in het ademluchtnetwerk.
Open het afsluitventiel op het tappunt in het ademluchtnetwerk.
Middendruk moet op de waarden liggen zoals aangegeven in paragraaf 5.2.1/5.2.2.
Sluit het afsluitventiel. Drukvallen van 1 bar max. binnen één minuut zijn toelaatbaar.
Verzorging, onderhoud, inspectie en opslag
DSL serie
NL
119