Veiligheid
1.9
Veiligheidsaanwijzingen voor het gebruik
Bij doorstroming van hete vloeistoffen kan aanraking van het oppervlak tot brandwonden
aanleiding geven.
Agressieve of corrosieve vloeistoffen kunnen beschadiging van de aan media blootstaande
componenten veroorzaken. Onder druk staande vloeistoffen kunnen daardoor voortijdig
uittreden.
Door materiaalmoeheid van de flensafdichting of procesaansluitafdichtingen (bijv. aseptische
schroefkoppeling van buizen, tri-clamp etc.) kan een onder druk staand medium uittreden.
Bij de inzet van interne platte afdichtingen kunnen deze door CIP-/SIP-processen bros worden.
Wanneer tijdens het bedrijf geregeld drukpieken boven de toegestane nominale druk van het
apparaat optreden, dan kan dit de levensduur van het apparaat nadelig beïnvloeden.
Waarschuwing - Gevaar voor personen!
Bacteriën en chemische substanties kunnen buisleidingsystemen en hun materialen
verontreinigen of vergiftigen.
Voor een installatie overeenkomstig de EHEDG-normen moeten de betreffende
installatievoorwaarden worden opgevolgd.
Voor installatie overeenkomstig de EHEDG-normen mag de door de exploitant gebouwde
combinatie van proceskoppeling en pakking slechts bestaan uit EHEDG-conforme delen
(EHEDG Position Paper: "Hygienic Process connections to use with hygienic components and
equipment").
1.10 Technische grenswaarden
Het apparaat is uitsluitend voor gebruik binnen de op het typeplaatje en in de gegevensbladen
genoemde technische grenswaarden bepaald.
De volgende technische grenswaarden moeten aangehouden worden:
•
De toegestane werkdruk (PS) en de toegestane meetmateriaaltemperatuur(TS) mogen de
druk-temperatuur-waarden P/T-ratings) niet overschrijden.
•
De maximale bedrijfstemperatuur mag niet overschreden worden.
•
De toegestane omgevingsstemperatuur mag niet overschreden worden.
•
De behuizingsbeveiliging moet bij de inzet in acht genomen worden.
•
De meetwaardeopnemer mag niet in de buurt van sterke elektromagnetischen velden bv.
motoren, pompen, transformatoren etc. bediend worden. Een minimale afstand van
ca. 1 m (3,28 ft) moet aangehouden worden. Bij de montage op of aan stalen delen (bv.
stalen dragers) moet een minimale afstand van 100 mm (3,94 inch) aangehouden worden
(deze waarden werden in navolging van de IEC801-2 resp. IECTC77B vastgesteld).
1.11 Toelaatbare meetstoffen
Houd bij gebruik van meetstoffen rekening met de volgende punten:
•
Er mogen alleen meetstoffen (vloeistoffen) worden gebruikt waarbij gewaarborgd is – in
afhankelijkheid van de stand van de techniek en het ervaringsniveau van de exploitant – dat
de voor een veilige werking noodzakelijke chemische en fysieke eigenschappen van de
materialen voor onderdelen die in aanraking komen met de te meten stof (bijv.
aardingselektrode, voering, aansluitingsgedeelte, beschermplaat en beschermflens) tijdens
de werking niet wordt belemmerd.
•
Meetstoffen (vloeistoffen) met onbekende eigenschappen of schurende meetstoffen mogen
alleen worden gebruikt, wanneer de exploitant door regelmatige en geschikte keuringen een
veilige werking van het apparaat kan garanderen.
•
De specificaties op het typeplaatje dienen in acht te worden genomen.
8 - NL
FEX300, FEX500
CI/FEX300/FEX500-X1