Elektrische aansluiting
5.2
Aansluiting meetomvormer
Belangrijk (aanwijzing)
Meetsystemen die in explosiegevaarlijke bereiken worden ingezet, worden geleverd met een
aanvullend document met Ex-veiligheidsinstructies. De daarin vermelde voorschriften en
gegevens moeten eveneens consequent worden opgevolgd!
5.2.1
Aansluiting van de hulpenergie
Op het typeplaatje van de meetomvormer zijn de aansluitspanning en het stroomverbruik
aangegeven.
In de voedingsleiding naar de meetomvormer moet een leidingbeschermingsschakelaar met
een maximale nominale stroom van 10 A worden geïnstalleerd.
De leidingdoorsnede van de voeding en de gebruikte leidingbeschermingschakelaar moeten
conform VDE 0100 worden uitgevoerd en op de stroomopname van het debietmetingsysteem
worden afgestemd. De leidingen moeten voldoen aan IEC 227, resp. IEC 245 .
De leidingbeschermingschakelaar moet in de buurt van de meetomvormer zijn en gekenmerkt
zijn als behorende bij het apparaat.
De aansluiting van de voeding gebeurt overeenkomstig de opgaven op het typeplaatje, aan de
klemmen L (fase), N (nul) of 1+, 2- en PE.
Meetomvormer en meetwaardeopnemer moeten met de functionele aarde verbonden worden.
Belangrijk (aanwijzing)
•
De grenswaarden van de hulpenergievoeding overeenkomstig de opgaven in het
gegevensblad en in de bedieningshandleiding dienen in acht genomen worden.
•
Bij grote kabellengten en kleine doorsneden moet het spanningsverlies in acht worden
genomen. De aan de klemmen van het apparaat aanwezige spanning mag de minimaal
noodzakelijke waarde niet onderschrijden.
•
Elektrische aansluiting overeenkomstig de aansluitschema's uitvoeren.
De aansluitklemmen voor de voeding bevinden zich onder de klemmenafdekking (1).
Afb. 31
1 Klemmenafdekking
30 - NL
FEX300, FEX500
CI/FEX300/FEX500-X1