Montage
Wechsel ein-auf zweispaltig
4.5
Inbouwvoorwaarden
Het apparaat meet het debiet in beide richtingen. Af fabriek is de
voorwaartse stroomrichting, als in Afb. 9 getoond, gedefinieerd.
Afb. 9
4.5.1
Elektrodeas
De elektrodeas (1) liefst waterpas of max. 45° gedraaid.
Afb. 10
4.5.2
In- en uitlaat-leidingstuk
Inlaat-leidingstuk, recht
≥ 3 x DN
DN = nominale breedte van de meetwaardeopnemers
•
Armaturen, bochtstukken, kleppen enz. niet direct voor de
meetbuis installeren (1).
•
Klapdeksels moeten zodanig worden geïnstalleerd dat het
klapblad niet in de meetwaardeopnemer uitsteekt.
•
Het is aan te raden kleppen of andere uitschakelinrichtingen in
het uitlaat-leidingstuk te monteren (2).
•
Om de meetprecisie te garanderen dienen de in- en uitlaat-
leidingstukken in acht te worden genomen.
1
Afb. 11
20 - NL
max. 45°
1
G00041
Uitlaat-leidingstuk, recht
≥ 2 x DN
2
3xDN
2xDN
G00037
FEX300, FEX500
4.5.3
Verticale leidingen
•
Verticale installatie bij meting van schurende media,
doorstroming bij voorkeur van beneden naar boven.
Afb. 12
4.5.4
Horizontale leidingen
•
De meetbuis moet altijd gevuld zijn.
•
Voorzie de leiding van een lichte stijging voor de ontgassing.
Afb. 13
4.5.5
Vrije in- of uitlaat
•
Bij vrije uitlaat het meetapparaat niet op het hoogste punt of in de
aflopende zijde van de buisleiding inbouwen, omdat de meetbuis
leeg loopt en luchtbellen kunnen ontstaan (1).
•
Voorzie aan een vrije in- of uitlaat een sifon, opdat de leiding
altijd gevuld blijft (2).
1
Afb. 14
4.5.6
Sterk vervuild meetmateriaal
•
Bij sterk vervuild meetmateriaal wordt een omgangsleiding
overeenkomstig de afbeelding aanbevolen, zodat tijdens de
mechanische reiniging het gebruik van de installatie zonder
onderbreking voortgezet kan worden.
Afb. 15
3°
G00038
2
G00040
G00042
CI/FEX300/FEX500-X1