5.7 MONTAGE VAN DE STUURSTANG (AFB. 5C)
1. Plaats de stuurstang (Afb. 5C.A) in de onderste klem (Afb. 5C.B1).
2. Plaats de bovenste klem (Afb. 5C.B2) en draai de 4 schroeven (Afb. 5C.D) aan. Draai ze niet helemaal
vast.
3. Lijn de stuurstang haaks uit op de steel.
4. Draai de schroeven (Afb. 5C.D) stevig vast.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine goed aangesloten zijn en dat de schroeven
goed vastgedraaid zijn.
OPMERKING
Volg strikt de plaatselijke voorschriften voor het verwijderen van verpakkingsmateriaal
6 VEILIGHEIDSSYSTEMEN EN BEDIENINGEN
VEILIGHEIDSSYSTEMEN
De machine is uitgerust met de volgende veiligheidssystemen:
6.1 STOPKNOP
Als de schakelaar (Afb. 1.16) wordt ingedrukt, stopt de motor.
6.2 GASHENDELBLOKKERING
De gashendelblokkering (Afb. 1.15) voorkomt dat de gashendel (Afb. 1.17) onbedoeld wordt
ingedrukt.
6.3 VEILIGHEIDSAFSCHERMING (AFB. 1.5)
Beschermt de gebruiker tegen rondvliegende voorwerpen.
BEDIENINGEN
De machine is uitgerust met de volgende bedieningen:
6.4 VERSNELLINGSHENDEL
Hiermee wordt de snelheid van het maaiwerktuig aangepast.
De gashendel (Afb. 1.17) kan alleen worden bediend als tegelijkertijd de gashendelblokkering
(Afb. 1.15) wordt ingedrukt.
Als de gashendel (Afb. 1.17) helemaal is ingedrukt, wordt de juiste werksnelheid bereikt.
6.5 KNOP GASHENDEL HALVERWEGE
Deze knop wordt gebruikt om de motor te starten wanneer deze koud is (Afb. 1.21).
198
NL