BEOOGDE DOELGROEP
Deze handleiding is bedoeld voor gebruik door cardiologen, chirurgen, verpleegkundigen, perfusionisten en hartkatheterisatie-laboratoriumtechnici die zijn
getraind in het gebruik van het Impella circulatieondersteunende systeem.
WAARSCHUWINGEN
Waarschuwingen wijzen u op situaties die overlijden of ernstig letsel tot gevolg kunnen hebben. Het donkergrijze symbool
waarschuwingsberichten.
Gebruik van het Impella System door getrainde en ervaren beoefenaars is in verband gebracht met verbeterde resultaten. Daarom moet de Impella pas worden
gebruikt nadat een recent Abiomed Impella-trainingsprogramma is voltooid en moet er bij het eerste gebruik supervisie zijn van klinisch ondersteuningspersoneel
van Abiomed dat gecertificeerd is voor gebruik van de Impella.
Fluoroscopie is vereist om de plaatsing van de Impella Katheter te leiden.
De kleine plaatsingsvoerdraad moet te allen tijde op betrouwbare wijze worden geobserveerd.
Zorg ervoor dat de kraan op de introducer of de repositioneringseenheid altijd in de gesloten positie wordt gehouden. Er kan een aanzienlijke terugloop optreden
als de kraan openstaat.
Vermijd handmatige compressie van de inlaat- en uitlaatgebieden van de canule.
De steriele componenten van het Impella System mogen alleen worden gebruikt als uit de sterilisatie-indicatoren blijkt dat de inhoud is gesteriliseerd, de
verpakking niet is beschadigd en de vervaldatum niet is verstreken.
De Impella Katheter mag NIET opnieuw worden gesteriliseerd of opnieuw worden gebruikt. Het is een wegwerphulpmiddel en is uitsluitend bedoeld voor eenmalig
gebruik. Hergebruik, herbewerking of hersterilisatie kan de structurele integriteit van de katheter aantasten en/of leiden tot falen van de katheter, wat op zijn beurt
kan leiden tot letsel, ziekte of overlijden van de patiënt.
Er zal een retrograde flow plaatsvinden door de aortaklep als de Impella Katheter is ingesteld op P-niveau P-0.
Houd de hemostaseklep NIET vast bij het inbrengen in de slagader om storing van het vergrendelingsmechanisme van de introducer te voorkomen.
Verwijder de afpelbare introducer vóór transport wanneer de geactiveerde stollingstijd (ACT) minder dan 150 seconden is om storing van de afpelbare introducer
te voorkomen.
Gebruik GEEN zoutoplossing in het spoelsysteem.
Gebruik het Impella System NIET als een deel van het systeem is beschadigd.
Gebruik het Impella System NIET in de buurt van ontvlambare anesthetica om explosiegevaar te voorkomen.
Als de Automated Impella Controller op enig moment tijdens de ondersteuning met de Impella Katheter het alarm "Druk spoel- systeem laag" of "Spoelsysteem
open" geeft, volg dan de instructies in de gebruikershandleiding van de Automated Impella Controller.
Voer bij een patiënt bij wie een Impella Katheter is geïmplanteerd, GEEN magnetic resonance imaging (MRI) uit. De sterke magnetische energie die wordt
geproduceerd door een MRI-machine kan ervoor zorgen dat de Impella-systeemcomponenten stoppen met werken, en kan resulteren in letsel bij de patiënt.
Een MRI kan ook de elektronica van het Impella System beschadigen.
Cardiopulmonale resuscitatie (cpr) moet onmiddellijk worden gestart per ziekenhuisprotocol, indien geïndiceerd voor een patiënt die wordt ondersteund door de
Impella Katheter. Bij het starten van cpr moet de flowsnelheid van de Impella Katheter worden verlaagd. Wanneer de hartfunctie is hersteld, stelt u de flowsnelheid
in op het vorige niveau en beoordeelt u de positiesignalen op de controller.
Raak de Impella Katheter, kabels of Automated Impella Controller NIET aan tijdens defibrillatie.
Infusie door de zijpoort van de introducer is alleen mogelijk als alle lucht uit de introducer is verwijderd. Infusie mag alleen worden uitgevoerd voor spoeldoeleinden
en NIET voor toediening van therapie of bewaking van de bloeddruk.
Circulatieondersteunende systemen Impella 2.5
®
en Impella CP
®
verschijnt vóór
99