NL
10. Controleer de patiënt op tekenen van lokale en
systemische infectie. Bij geïnfecteerde wonden
is het soms noodzakelijk om het verband
vaker te vervangen. Als NDT niet is bedoeld
om de infectie direct te behandelen en u in
het wondgebied tekenen van een systemische
infectie of voortschrijdende infectie waarneemt,
dient u onmiddellijk contact op te nemen met
de behandelend arts.
11. Als er meerdere stukken foam of gaas nodig zijn
om het wondprofiel op te vullen, telt en noteert
u hoeveel stukken er worden gebruikt om zeker
te zijn dat er bij het verwisselen van het verband
geen stukken in de wond achterblijven om de kans
op retentie en mogelijke infectie te minimaliseren.
12. NDT moet gedurende de behandeling ingeschakeld
blijven. Hoe lang patiënten losgekoppeld kunnen
blijven van het apparaat is een klinische beslissing
die moet worden genomen op basis van de
individuele eigenschappen van de patiënt en
de wond. Factoren waarmee rekening moet
worden gehouden zijn de plaats van de wond,
de hoeveelheid vocht die wordt afgezogen,
de integriteit van de wondverbandafdichting,
de beoordeling van de bacterielast en de kans
van de patiënt op ontwikkeling van een infectie.
13. Gebruik nooit een verbandset waarvan de
verpakking is verbroken of beschadigd.
14. Bij het gebruik van NDT bestaat het risico
op weefselingroei. Weefselingroei kan worden
beperkt door de therapiedruk te verminderen,
een wondcontactlaag te gebruiken of door het
verband vaker te verwisselen.
15. NDT mag niet pijnlijk zijn. Als de patiënt ongemak
ondervindt, moet verlaging van de drukinstelling
en het gebruik van een wondcontactlaag worden
overwogen. De drukinstelling is een klinische
beslissing gebaseerd op de individuele
eigenschappen van de patiënt en de wond.
Factoren waarmee rekening moet worden
gehouden zijn de plaats van de wond,
de hoeveelheid vocht die wordt afgezogen
en de integriteit van de wondverbandafdichting.
16. Blijf het apparaat en het wondbed tijdens
de therapie regelmatig controleren om een
therapeutische behandeling te garanderen
en ongemak bij de patiënt te voorkomen.
17. Het apparaat dient alleen te worden gebruikt
met erkende onderdelen van Smith & Nephew.
Het gebruik van andere producten samen met
het RENASYS™ GO apparaat is niet veilig
of effectief bevonden.
18. Zorg ervoor dat de canisterslang en RENASYS Soft
Port goed worden aangesloten zonder knikken
om lekkage en verstoppingen in het vacuümcircuit
te voorkomen. Plaats het apparaat en de slang
zodanig dat deze geen struikelgevaar opleveren.
Het apparaat en de systeemslang dienen niet meer
dan 50 cm hoger dan de wond te worden geplaatst
om optimalisatie van de therapie te garanderen
en onderbreking van de therapie te voorkomen.
19. Voorafgaand aan baden of douchen moet de
patiënt de slang losmaken van het apparaat en
op beide uiteinden van de RENASYS Soft Port
slang de afsluitdoppen aanbrengen. Controleer
of er in de beluchtingsschijf die zich bij de
quick clip connector bevindt geen vocht
aanwezig is voordat u de therapie hervat om
de juiste alarmfunctionaliteit te garanderen en
onderbreking van de therapie te voorkomen.
20. Als er vloeistof in het apparaat binnendringt,
stopt u het gebruik van het apparaat en stuurt
u het naar de erkende Smith & Nephew
leverancier voor service.
21. CT-scanners en röntgenapparaten kunnen
de werking van sommige elektronische
medische apparaten nadelig beïnvloeden.
Plaats het apparaat buiten het bereik van
een röntgenapparaat of scanner.
22. Wees voorzichtig bij gebruik in de nabijheid van
een ontvlambaar anesthetisch mengsel met lucht,
zuurstof of stikstofdioxide.
23. De netvoeding kan alleen onderbroken worden
door het netsnoer of de wisselstroomadapter los
te koppelen. Zorg dat het apparaat zo is geplaatst
dat u toegang hebt tot de netsnoeraansluiting.
270