Onderhoud
Aanwijzing
Te hoge bandenspanning verkort de levens-
duur van de banden. Controleer vóór elke rit
de bandenspanning.
Iedere 5 bedrijfsuren
Voer de eerste verversing van de motorolie uit
Î
(intervallen, zie motorhandboek).
Gebruik de quick-olieafvoer (optioneel) voor het
Î
aftappen van olie P .
Aanwijzing
Gebruik bij het aftappen van olie een ge-
schikte opvangbak.
Laat de motorbevestigingsbouten door een ge-
Î
specialiseerde werkplaats controleren op goede
bevestiging (aanhaalmoment 37-50Nm).
Laat de bevestigingsbouten van de messen door
Î
een gespecialiseerde werkplaats controleren op
goede bevestiging (aanhaalmoment 95-122Nm).
Controleer het brandstofsysteem (tank, leidingen
Î
enz.) op lekkage.
Iedere 10 bedrijfsuren
Reinig de accupolen en accuklemmen.
Î
Smeer het apparaat met vet type 251H EP op de
Î
juiste smeernippels/smeringspunten (bijv. wiella-
gers, maaibalkwielen, spanrollen, snijassen, enz.).
Aanwijzing
Laat deze smeringswerkzaamheden door
een gespecialiseerde werkplaats uitvoeren.
Controleer de snijmessen op slijtage en laat ze zo nodig
Î
door een gespecialiseerde werkplaats slijpen of vervangen.
Elke 25 bedrijfsuren
Smeer het stuurgewricht aan de beide smeernip-
Î
pels (in het voorste bereik van de onderzijde van
het apparaat) met een multifunctioneel vet nr. 2.
Aanwijzing
Laat deze smeringswerkzaamheden door
een gespecialiseerde werkplaats uitvoeren.
Laat vuil en grasresten onder de V-snaarafdekking
Î
van het snijmechanisme door een gespeciali-
seerde werkplaats verwijderen.
Elke 50 bedrijfsuren
Laat de motorbevestigingsbouten door een ge-
Î
specialiseerde werkplaats controleren op goede
bevestiging (aanhaalmoment 37-50Nm).
Laat de bevestigingsbouten van de messen door
Î
een gespecialiseerde werkplaats controleren op
goede bevestiging (aanhaalmoment 95-122Nm).
Controleer het brandstofsysteem (tank, leidingen
Î
enz.) op lekkage.
Laat aandrijfriem, assen van de messen en
Î
spanrollen door een gespecialiseerde werkplaats
controleren op slijtage en beschadigingen.
Laat vuil en grasresten door een gespecialiseerde
Î
werkplaats van het aandrijfmechanisme verwijderen.
Laat het brandstoffilter vervangen door een ge-
Î
specialiseerde werkplaats.
Controleer het tanksysteem op dichtheid en
Î
beschadigingen. Laat beschadigde onderdelen
onmiddellijk vervangen.
Iedere 100 bedrijfsuren
Laat het apparaat in een gespecialiseerde werk-
Î
plaats controleren op veiligheid en functie.
Laat alle schroefverbindingen aan het apparaat op
Î
goede bevestiging controleren door een gespecia-
liseerde werkplaats.
Elke 200 bedrijfsuren
Laat het hydraulisch systeem van de aandrijving-
Î
stransmissie door een gespecialiseerd bedrijf
controleren en onderhouden.
Indien noodzakelijk
Accu opladen:
Wanneer u het apparaat langere tijd niet gebruikt,
Î
verwijdert u de accu uit het apparaat.
Laad de accu elke 6-8 weken op en voor het
Î
opnieuw in gebruik nemen na opslag.
Controleer met een voltmeter de accuspanning. Bij een
Î
spanning van 12,4 volt (DC) of minder moet de accu
worden opgeladen met een 12 volt accu-laadapparaat.
• Loodzuur-accu's :
Maximale laadstroom 4 ampère
• AGM-accu's :
Maximale laadstroom 1,1 ampère
Aanwijzing
Gebruik indien mogelijk een volautomatische
laadapparaat en neem de opmerkingen in
de bedieningshandleiding van de acculader
in acht betreffende de oplaadtijden.
Zekeringen vervangen:
Vervang defecte zekeringen alleen met zeke-
Î
ringen van gelijke sterkte.
Eenmaal per seizoen
Smeer alle draai- en lagerpunten (bediening-
Î
shendel, hoogte-instelling van het snijmecha-
nisme,...) met enkele druppels lichte olie.
Reinig de bougie en stel de elektrodenafstand in
Î
of vervang de bougie (zie motorhandboek).
Laat de achterste wielassen door een gespecialiseerde
Î
werkplaats met waterafstotend speciaal vet smeren.
Laat het snijgereedschap door een gespeciali-
Î
seerde werkplaats slijpen resp. vervangen.
NL
81