Alvorens de machine op te starten:
1. Verwijder de bladbescherming (Afb.
1.H) en de bescherming van de
pal (Afb. 1.J) (indien gebruikt);
2. Verzeker u ervan dat het blad en de
ketting niet in aanraking komen met
de grond of andere voorwerpen.
3. Verzeker u ervan dat de kettingrem
ingeschakeld is (par. 5.7).
BELANGRIJK Om te voorkomen dat de
startkabel breekt, wordt er niet over de gehele
lengte aan getrokken. Laat het touw niet langs
de rand van de opening van de kabelgeleider
schuren en laat de handgreep geleidelijk
aan los, om te voorkomen dat de kabel op
ongecontroleerde wijze naar binnen schiet.
BELANGRIJK
Wikkel de
startkabel nooit rond uw hand.
Start de kettingzaag nooit door ze te
laten vallen en ze aan de startkabel vast te
houden. Deze werkwijze is uiterst gevaarlijk,
aangezien men zo volledig de controle van
de machine en van de ketting verliest.
OPMERKING
De schakelaar bevindt
zich steeds in startpositie (par. 5.1).
6.3.1 Start met koude motor
Met start bij koude motor wordt
bedoeld een start na minstens 5
minuten dat de motor uitgeschakeld
is of na het bijvullen van brandstof.
1. Verzeker u ervan dat de kettingrem
ingeschakeld is (par. 5.7).
2. Schakel de choke in, door de hendel
naar stand «B» te brengen (Afb. 12.A)
tegelijkertijd ingedrukt worden.
3. Druk zes maal op de toets voor de
voorinspuiting (Afb. 13.F) om de carburator
gemakkelijker in te schakelen.
4. Plaats de machine op een stabiele positie op
het terrein; houd ze stevig tegen de grond,
met een hand op de voorste handgreep
en een voet in de achterste handgreep,
om tijdens de start niet de controle te
verliezen over de machine (Afb. 14).
Indien machine niet stevig
vastgehouden wordt, kan de gebruiker door
de duwkracht van de motor het evenwicht
verliezen of zou het blad tegen een hindernis
of de gebruiker zelf gericht kunnen worden.
5. Trek de handgreep voor het opstarten
langzaam 10-15 cm aan tot u een zekere
weerstand gewaarwordt. Trek er dan
nog 4 keer aan tot de machine in gang
schiet. In deze fase start de motor niet.
BELANGRIJK
dan 4 keer aan de handgreep.
6. Schakel de choke uit (Afb. 12.A), door
de hendel naar stand «A». te brengen.
7. Trek opnieuw aan de handgreep voor het
opstarten tot de motor normaal in gang komt.
8. Zodra de motor opgestart is, schakelt
men de versnellingshendel (Afb. 12.B)
en de blokkeringshendel (Afb. 12.C) van
de versnelling kort tegelijkertijd in, om
de inrichting voor voor-versnelling uit te
schakelen. Laat de motor gedurende 10-15
seconden aan het minimumtoerental draaien.
9. Schakel de kettingrem uit (par. 5.7).
BELANGRIJK
toerental te laten draaien met de rem van de
ketting ingeschakeld; dit kan een oververhitting
en beschadiging van de koppeling veroorzaken.
10. Laat de motor minstens 1 minuut
op het minimumtoerental draaien
vooraleer de machine te gebruiken.
BELANGRIJK Indien de handgreep van de
startkabel herhaaldelijk bediend wordt met de
choke ingeschakeld, kan de motor vastlopen
en de start bemoeilijkt worden. In geval van
flooding van de motor (zie par. 15.5).
6.3.2 Start bij warme motor
Voor de start bij warme motor (onmiddellijk
na het stoppen van de motor):
1. Verzeker u ervan dat de kettingrem
ingeschakeld is (par. 5.7).
2. Druk 6 maal op de toets voor de
voorinspuiting (Afb. 13.F) om de carburator
gemakkelijker in te schakelen.
3. Schakel de starter in (positie «B» - par.
5.2) en onmiddellijk weer uit (positie
«A» - par. 5.2); zo wordt de inrichting
voor voor-versnelling ingeschakeld.
4. Volg de punten 4 - 7 - 8 - 9 van de
vorige werkwijze (par. 6.3.1).
6.4
HET WERKEN
Wanneer u voor de eerste keer een boom wilt
vellen of takken wilt afzagen, moet u eerst:
NL - 11
Trek niet meer
Vermijd de motor aan een hoog