4. Het hulpmiddel geeft een pieptoon om te bevestigen dat de uitlijning is gestart en de indicator gaat branden
om de voortgang aan te geven (Tabel 2).
5. Til bij de volgende pieptoon de voet van de grond zodat de enkelaanpassing kan worden uitgevoerd.
6. De actuator beweegt de enkel naar de juiste positie.
7. Als de uitlijning is geslaagd, laat het hulpmiddel een oplopende toon horen en gaat de indicator wit knipperen. Als
de uitlijning is mislukt, gaat de indicator geel knipperen om aan te geven dat het proces moet worden herhaald.
Ondersteunde activiteiten
Als het hulpmiddel niet naar de gewenste positie kan bewegen, stopt het met bewegen.
Opmerking: het hulpmiddel kan alleen bewegen als het niet wordt belast tijdens de zwaaifase. Een korte duur van
de zwaaifase (minder dan 0,4 s), zware schoenen, een onderbroken zwaaicyclus of contact met de grond kunnen
leiden tot een onvolledige dorsiflexiebeweging.
Lopen op vlakke ondergrond
• Het hulpmiddel past zich automatisch aan de snelheid en de manier van lopen van de patiënt aan.
Opmerking: circumductie of een abnormale zijbeweging kan het in werking zetten van dorsiflexie tijdens de
zwaaifase belemmeren.
Helling oplopen
• Op hellingen tilt het hulpmiddel de teen geleidelijk op, afgestemd op hoe steil de helling is.
• Tijdens de zwaaifase tilt het hulpmiddel de teen omhoog voor extra afstand tot de grond.
Helling af lopen
• Op hellingen omlaag laat het hulpmiddel de teen zakken.
Opmerking: het is bij het lopen op hellingen niet nodig met een specifiek been te beginnen.
Waarschuwing: bij het op- of aflopen van hellingen van meer dan 15° kan de traprespons geactiveerd worden.
Trap oplopen
• Bij het oplopen van een trap tilt het hulpmiddel de teen op.
• Als met de prothesezijde wordt begonnen, wordt de trapaanpassing na de tweede stap op de trap met de
prothese geactiveerd.
• Als met de gezonde zijde wordt begonnen aan het beklimmen van de trap, wordt de trapaanpassing na de
eerste stap met de prothese geactiveerd.
• Als u bovenaan de trap bent aangekomen en op een vlakke ondergrond stapt, past het hulpmiddel zich na één
stap aan aan de vlakke ondergrond.
Trap af lopen
• Bij het aflopen van een trap tilt het hulpmiddel de teen op.
• Plaats de hele voet op de tree.
• Als met de prothesezijde wordt begonnen bij het aflopen van een trap, wordt de trapaanpassing na de tweede
stap met de prothese geactiveerd.
• Eenmaal beneden duurt het één stap voordat het hulpmiddel zich aanpast aan de vlakke ondergrond.
Opmerking: als de patiënt tijdens de traprespons druk van de koker voelt, moet hij/zij contact opnemen met de
zorgverlener, die de traprespons kan aanpassen om de druk van de koker te verminderen.
Relax-modus
• In de Relax-modus wordt de voorvoet volledig omlaag gebracht naar de grond voor een meer ontspannen
houding.
• Tik met de voet op de grond om het hulpmiddel weer in de neutrale stand te zetten.
• De Relax-modus is standaard uitgeschakeld. Deze kan worden geconfigureerd in de Össur Logic-app.
• Het wordt aanbevolen om de Relax-modus te activeren bij het zitten.
Sta-op-modus
• Wanneer de Sta-op-modus wordt geactiveerd, gaat het hulpmiddel in dorsiflexie zodat de patiënt de knie kan
buigen en de voet onder de stoel kan zetten. Zo kan de overgang van zitten naar staan meer beheerst worden
gemaakt. Na de eerste stap gaat de voet weer terug in de neutrale stand.
148