Montage
4.5
Aarding
4.5.1
Algemene informatie voor aarding
De volgende punten bij de aarding in acht nemen:
•
Bij kunststofleidingen, resp. geïsoleerde bekledingsbuisleidingen gebeurt de aarding via de
aardingsschijf of aardingselektroden.
•
Bij optredende stoorspanningen uit vreemde bron een aardingsschijf voor en achter de
meetwaardeopnemerinbouwen.
•
Om meettechnische redenen dient het potentiaal van de bedrijfsaarde identiek met het
buisleidingspotentiaal te zijn.
•
Een extra aarding via de aansluitklemmen is niet noodzakelijk.
BELANGRIJK (AANWIJZING)
Wanneer de meetwaardeopnemer in kunststof-, steen- of buisleidingen met isolerende
bekleding wordt ingebouwd, kan het in speciale gevallen (bijv. bij corrosieve media, zuren en
logen) tot compensatiestromen over de aardingselektroden komen. Op langere termijn kan de
meetwaardeopnemer hierdoor vernield worden, daar de aardingselektrode elektrochemisch
afgebouwd wordt. In deze gevallen moet de aarding via aardingsschijven uitgevoerd worden.
Daarbij moet een aardingsschijf voor en een schijf achter het apparaat worden ingebouwd.
4.5.2
Metalen buis met stevige flenzen
Verbinding
buisleidingflenzen en een geschikt aardingspunt met kopereiding (ten minste 2,5 mm²
(14 AWG)) overeenkomstig afbeelding maken.
Afb. 21: Metalen buis zonder bekleding (voorbeeld)
BELANGRIJK (AANWIJZING)
•
De aarding wordt in het voorbeeld van de meetomvormer met tweekamerbehuizing
afgebeeld. Bij meetomvormers met eenkamerbehuizing de aarding overeenkomstig de
afbeelding uitvoeren.
24 - NL
tussen
de
aardingsaansluiting
Flensuitvoering
FEX300, FEX500
(1)
van
de
meetwaardeopnemer,
Tussenflensuitvoering
CI/FEX300/FEX500-X1
de