Aansluiting op het afzuigsysteem 5
Ongeacht de gekozen vacuümbron heeft de endoscoop de bron nodig om een vacuüm te
creëren, zodat de endoscoop normaal kan werken� Als niet wordt voldaan aan de minimale
vacuümvereisten, kan dit leiden tot een verminderde afzuigcapaciteit� Ongeacht het gekozen
medische afzuigsysteem moet de overloopbeveiliging deel uitmaken van de opstelling van
de afzuigcontainer die wordt gebruikt om te voorkomen dat vloeistoffen in het endoscopische
systeem terechtkomen� Deze functie wordt doorgaans de 'zelfdichtende' functie of een
'uitschakelingsfilter' of gelijkaardig genoemd� Houd er rekening mee dat voor elke nieuwe
ingreep een nieuwe wegwerpbare of gesteriliseerde herbruikbare vacuümslang en een
nieuwe wegwerpbare of gesteriliseerde herbruikbare vacuümcontainer nodig zijn�
•
Als de hulpapparatuur is ingeschakeld, schakel deze dan UIT�
•
Wanneer alle andere aansluitingen zijn gemaakt, plaatst u het uiteinde van de afzuigslang
stevig over de afzuigconnector op de endoscoopconnector�
•
Sluit het andere uiteinde van de afzuigslang aan op de afzuigcontainer en sluit vanaf hier een
verbinding aan op de externe vacuümbron (wandafzuiging of medische vacuümpomp)�
Lees en volg altijd de gebruiksaanwijzing van de hulpapparatuur�
•
Schakel de hulpapparatuur weer IN�
3.4. Inspectie van het endoscoopsysteem
Het werkkanaal controleren 6
•
Controleer of de biopsieklep is aangesloten op de ingang van het werkkanaal� Gastro-
intestinale endotherapeutische accessoires die zijn gelabeld voor gebruik met een werkkanaal
met een binnendiameter (ID) van 2,8 mm/8,4 Fr of minder voor aScope Gastro en met een
binnendiameter (ID) van 4,2 mm/12,6 Fr of minder voor aScope Gastro Large zijn geschikt�
Er kan niet worden gegarandeerd dat endotherapeutische accessoires die uitsluitend zijn
geselecteerd op basis van deze minimale werkkanaalmaat, compatibel zijn met de endoscoop�
•
De compatibiliteit van geselecteerde endotherapeutische accessoires moet voorafgaand
aan de ingreep worden getest�
Inspectie van het beeld 7
•
Controleer of er rechtstreeks beeld in de juiste oriëntatie op de monitor wordt
weergegeven door het distale uiteinde van de endoscoop naar een object te richten,
bijvoorbeeld uw handpalm�
•
Pas de beeldvoorkeuren op de weergave-eenheid zo nodig aan� Zie de gebruiksaanwijzing
van de weergave-eenheid voor meer informatie�
•
Als het beeld wordt belemmerd en/of onduidelijk is, veegt u de lens aan het distale
uiteinde af met een steriele doek�
•
De beelden mogen niet worden gebruikt als onafhankelijke bron voor de diagnose van
een pathologie� Artsen moeten alle resultaten interpreteren en onderbouwen door andere
middelen en op basis van de klinische eigenschappen van de patiënt�
Bedieningsschakelaars/programmeerbare knoppen controleren
•
Alle bedieningsschakelaars/programmeerbare knoppen moeten worden gecontroleerd
op normale werking, zelfs als niet wordt verwacht dat ze zullen worden gebruikt�
•
Druk elke bedieningsschakelaar/programmeerbare knop in en controleer of de
gespecificeerde functies naar verwachting werken�
•
Elke bedieningsschakelaar/programmeerbare knop kan worden geprogrammeerd om
gevoelig te zijn bij zowel kort als lang indrukken� Zie de gebruiksaanwijzing van de
weergave-eenheid voor meer informatie�
Controle van de afzuig, spoel en insufflatiefunctie
•
Controleer of de afzuig- en insufflatie-/spoelventielen werken zoals verwacht door het
afzuig- en het spoel-/insufflatieventiel in te drukken�
•
Dek de opening van het insufflatie-/spoelventiel af en controleer of de insufflatiefunctie
goed werkt�
•
Druk het insufflatie-/spoelventiel helemaal in en controleer of de spoelfunctie naar
behoren werkt�
201