4 Controleer als u op de knop
20 mmHg weergeeft. Controleer als u op de knop
patiëntmonitor 98 tot 102 mmHg weergeeft. Er kan een korte vertraging optreden
(10-15 seconden) terwijl de digitale weergave van de patiëntmonitor wordt
gestabiliseerd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van de monitor voor
informatie over het aanpassen van de drukkanaalkalibratie of de versterking
(sommige patiëntmonitoren beschikken niet over deze functie) als de
patiëntmonitor een waarde buiten het opgegeven bereik weergeeft. LET OP: Stop
het gebruik als de patiëntmonitor niet goed kan worden gekalibreerd met de
ICP EXPRESS-monitor Raadpleeg geschikt technisch personeel
5 Druk op de knop
om door te gaan nadat de kalibratie van de patiëntmonitor is
voltooid.
De transducer aansluiten
LET OP: Lees voorafgaand aan het gebruik alle instructies met betrekking tot het
juiste gebruik in de Codman Microsensor ICP-transducerset
LET OP: Gebruik alleen Codman Microsensor ICP-transducers voor metingen van de
intracraniale druk
LET OP: Controleer voorafgaand aan het gebruik of de ICP EXPRESS-kabel niet
is beschadigd Gebruik geen kabels die niet voldoen aan de specificaties voor
weerstand tussen pinnen of elektriciteitslekkage
LET OP: De ICP EXPRESS-kabel mag niet worden geautoclaveerd De ICP EXPRESS-
kabel mag alleen worden gesteriliseerd met ethyleenoxidegas (EO)
1 Sluit het uiteinde met vier pinnen van de ICP EXPRESS-kabel, catalogusnr. 82-6636,
aan op de witte connector op de Codman Microsensor ICP-transducer.
2 Breng de witte indicatormarkeringen op de stekker van de ICP EXPRESS-kabel en
de ontvanger op het voorpaneel van de ICP EXPRESS-monitor op één lijn. Duw
de stekker in de ontvanger totdat de stekker zichtbaar schokt en u een klik hoort.
Hiermee wordt aangegeven dat de connectoren volledig op elkaar zijn aangesloten
en zijn vergrendeld. (OPMERKING: Pak de stekker bij de witte indicatorpijl vast
en draai deze een kwartslag rechtsom terwijl u deze terugtrekt om de kabel los te
koppelen van de ICP EXPRESS-monitor.)
De transducer op nul instellen
Als er een nieuwe transducer wordt gedetecteerd, geeft de ICP EXPRESS-monitor
automatisch instructies weer met betrekking tot de procedure voor het op nul instellen.
LET OP: The Codman Microsensor moet voorafgaand aan implantatie op nul worden
ingesteld bij atmosferische druk
LET OP: De punt van de Codman Microsensor-transducer moet tijdens het op nul
instellen nat blijven
1 Leg een stuk van ongeveer 7,6 cm (3 inch) van de punt van de Codman Microsensor
of de ventrikelkatheter plat in het gemarkeerde bakje van de steriele blister. Giet
voldoende steriel water of zoutoplossing in het bakje om de Codman Microsensor
of de ventrikelkatheter net te bedekken. LET OP: Dompel de punt van de Codman
Microsensor of de ventrikelkatheter niet verticaal onder in steriel water of
zoutoplossing Hierdoor ontstaat een druk op het transducermembraan die hoger
is dan atmosferisch nul, wat tot een onnauwkeurige nulreferentiewaarde zal leiden
2 Houd de Codman Microsensor of de ventrikelkatheter plat in het steriele water of
de zoutoplossing en druk op de knop
monitor. Tijdens het proces voor het op nul instellen wordt het volgende bericht op
het scherm van de ICP EXPRESS-monitor weergegeven: "TRANSDUCER ZEROING
IN PROCESS (PLEASE WAIT)" (Transducer wordt op nul ingesteld; even geduld).
3 Nadat het proces voor het op nul instellen met succes is voltooid, geeft de
ICP EXPRESS-monitor de driecijferige nulreferentiewaarde van de Codman
Microsensor weer. Noteer de weergegeven nulreferentiewaarde voor toekomstig
gebruik op de connectorbehuizing van de Codman Microsensor en in het dossier
van de patiënt
OPMERKING: Wanneer het op nul instellen is voltooid, wordt de nulreferentiewaarde
van de Codman Microsensor automatisch opgeslagen in het geheugenelement dat is
geïntegreerd in de aangesloten ICP EXPRESS-kabel. Doordat de nulreferentiewaarde
in de kabel wordt opgeslagen, kan de gebruiker de patiënt naar een andere
ICP EXPRESS-eenheid verplaatsen zonder de nulreferentiewaarde handmatig te
hoeven aanpassen op de nieuwe eenheid. Deze functie kan alleen worden gebruikt
als de oorspronkelijke ICP EXPRESS-kabel met de patiënt mee wordt verplaatst naar
een ander patiëntbewakingssysteem. Als de oorspronkelijke kabel niet met de patiënt
hebt gedrukt of de patiëntmonitor precies
hebt gedrukt of de
op het voorpaneel van de ICP EXPRESS-
mee wordt verplaatst, moet de gebruiker de nulreferentiewaarde op de nieuwe
ICP EXPRESS-monitor handmatig aanpassen naar de nulreferentiewaarde die eerder
is genoteerd op de connectorbehuizing van de Codman Microsensor of in het dossier
van de patiënt.
4 A ls het proces voor het op nul instellen van de transducer mislukt, wordt het
volgende bericht weergegeven: "TRANSDUCER ZEROING ERROR" (Fout bij op nul
instellen van transducer). Controleer of de punt van de Codman Microsensor of de
ventrikelkatheter nog plat in het steriele water of de zoutoplossing ligt en druk op
de knop
om de fout te wissen en het proces voor het op nul instellen
opnieuw te starten. Stop het gebruik als de fout bij het op nul instellen van de
transducer blijft optreden. Raadpleeg geschikt technisch personeel.
5 Druk na het noteren van de nulreferentiewaarde op de connectorbehuizing van de
Codman Microsensor en in het dossier van de patiënt op de knop
te gaan.
6 De standaard weergavemodus van de ICP EXPRESS-monitor is nu geactiveerd.
De Codman Microsensor kan nu worden geplaatst.
Alarmfuncties
Alarmlimieten wijzigen
De alarmlimieten voor HOOG ( ) en LAAG ( ) voor de gemiddelde ICP zijn
standaard ingesteld op respectievelijk 20 mmHg en 0 mmHg. In de volgende
instructies wordt de juiste procedure voor het wijzigen van deze limieten beschreven.
1 Druk in de standaard weergavemodus op de knop
weer te geven.
2 Gebruik de knoppen
en
voor SET ALARM LIMITS (Alarmlimieten instellen) en druk op de knop
alarmlimiet voor HOOG ( ) wordt boven de gemiddelde ICP-waarde weergegeven.
3 Gebruik de knoppen
en
HOOG ( ) te verhogen of verlagen tot de gewenste waarde. Druk op de knop
om de waarde in te voeren. De alarmlimiet voor LAAG ( ) wordt boven de
gemiddelde ICP-waarde weergegeven.
4 Gebruik de knoppen
en
LAAG ( ) te verhogen of verlagen. Druk op de knop
voeren en terug te keren naar de standaard weergavemodus.
OPMERKING: De alarmlimieten voor HOOG ( ) en LAAG ( ) worden hersteld naar
de oorspronkelijke standaardwaarden (HOOG ( ) = 20 mmHg; LAAG ( ) = 0 mmHg)
wanneer de ICP EXPRESS-monitor wordt uitgeschakeld
Alarmstatus AAN/UIT wijzigen
1 Druk in de standaard weergavemodus op de knop
geven.
2 Gebruik de knoppen
en
regel voor TURN ALARM ON (Alarm inschakelen) of TURN ALARM OFF (Alarm
uitschakelen).
3 Druk op de knop
om de nieuwe alarmtoestand in te voeren en terug te keren
naar de standaard weergavemodus. De nieuwe alarmstatus wordt middenboven in
het scherm weergegeven.
Handmatige functies
Tijdens ICP-bewaking zijn de volgende extra functies beschikbaar.
De nulreferentiewaarde van de transducer aanpassen
In de volgende instructies wordt de procedure voor het handmatig aanpassen van de
nulreferentiewaarde voor de aangesloten Codman Microsensor beschreven. LET OP:
De nulreferentiewaarde-instelling voor de transducer van de ICP EXPRESS-monitor
mag alleen handmatig worden aangepast als de weergegeven waarde verschilt van
de waarde die op de connectorbehuizing van de Codman Microsensor of in het
dossier van de patiënt is vastgelegd
1 Druk in de standaard weergavemodus op de knop
geven.
2 Gebruik de knoppen
en
voor MANUAL ZERO (Handmatig op nul instellen) en druk op de knop
3 Gebruik de knoppen
en
voor ADJUST REFERENCE (Referentie aanpassen) en druk op de knop
16
NL – NEDERLANDS
om door
om het hoofdmenuscherm
om de cursor te verplaatsen naar de regel
om de weergegeven alarmlimiet voor
om de weergegeven alarmlimiet voor
om de waarde in te
om het hoofdmenu weer te
om de cursor te verplaatsen naar de
om het hoofdmenu weer te
om de cursor te verplaatsen naar de regel
om de cursor te verplaatsen naar de regel
.
. De
.