•
De manchetdruk kan veranderen bij o.a. hoogteveranderin-
gen (bijv. in het vliegtuig), bij gebruik van lachgas in de anesthesie
en bij het verbinden of ontkoppelen van een handmanometer.
•
Bij een te hoge manchetdruk bestaat er gevaar voor
een permanente beschadiging van de luchtpijp.
•
Bij een te hoge manchetdruk kan een hernia van de
manchet ontstaan.
•
Bij een te lage manchetdruk dreigt aspiratiegevaar.
•
Bij het gebruik van de Luer-connectoren (bijv. 2a + 9) moe-
ten verwisselingen voorkomen worden.
•
Bij het inbrengen en verwijderen van de canule kunnen
irritaties, prikkelhoest of bloedingen optreden.
7.
Ongewenste bijwerkingen
Drukletsels, necroses, huidirritaties, granulatieweefsel, prikkel-
hoest, slikstoornissen en bloedingen.
8.
Inbrengen van de canule
8.1
Canule voorbereiden
1.
Controle van de volledigheid van de inhoud van de ver-
pakking (D).
2.
Bij canules met manchet (2) wordt deze door testinflatie
op lekkages gecontroleerd. Hiervoor wordt het manchet met een
NL
handmanometer tot een druk van 50 cmH
opgeblazen en gedurende 1 minuut geobserveerd of er een ver-
slapping van het manchet optreedt. Bij dichtheid moet alle lucht
met een spuit uit het manchet worden gehaald. Het manchet
moet in de richting van de plaat omhoog worden geschoven.
Hierdoor wordt het later inbrengen van de canule vereenvoudigd.
8.2
Voorbereiding van de patiënt
•
De patiënt dient vóór de canulering resp. recanulering
optimaal te worden gepreoxygeneerd.
•
Strek indien mogelijk de hals van de patiënt lichtjes over
om de canule gemakkelijker in te brengen.
•
Indien er bij de canulering of recanulering complicaties
optreden, moeten veiligheidsmaatregelen worden getroffen (bijv.
tracheospreider, canule met kleinere diameter) waarmee het voor
de arts mogelijk is voor korte tijd een beademing uit te voeren via
translaryngeale intubatie of via larynxmasker.
8.3
Canule inbrengen
De volgende stappen dienen uitgevoerd te worden:
1.
Voor het inbrengen moet de interne canule (3) worden
verwijderd en de obturator (6) in de externe canule (1) worden
122
O (≈ 36,78 mmHg)
2