interne canule met de 15 mm connector gezet worden. De ge-
bruiksaanwijzing van het betreffende spreekventiel dient in acht
te worden genomen.
De interne canule REF 401 (niet meegeleverd) heeft een geïnte-
greerd spreekventiel.
Het ventiel laat de lucht bij de inademing door de canule in de
luchtpijp stromen; bij de uitademing sluit de klep en stroomt de
lucht zowel naast de canule als door het venster door het strot-
tenhoofd in de bovenste luchtwegen, waardoor stemvorming
mogelijk wordt.
Bij prikkelhoest of eventuele ademnood kan bij REF 401 de ventiel-
klep geopend worden, zodat de patiënt ongehinderd kan ademen.
LET OP: Spreekventielen mogen uitsluitend worden toegepast bij
wakkere patiënten die spontaan kunnen ademen. Om te wennen
aan het spreekventiel moeten de patiënten door opgeleid perso-
neel geïnstrueerd en nauwgezet bewaakt worden; het moet zeker
zijn dat de patiënt goed kan ademen.
Voor gebruik moet de manchet worden gedeblokkeerd. Tijdens
de slaap mag geen spreekventiel worden toegepast.
LET OP: Spreekventielen mogen niet worden gebruikt bij patiën-
ten met larynxstenose, verlamming van de stembanden, ernstige
tracheastenose, obstructie van de luchtwegen, infecties van de
luchtwegen of sterke slijmsecretie.
9.3
Sluitkap van de gevensterde canule
om te ontwennen (Weaning)
De gevensterde interne canule kan afgesloten worden door de
bijgaande sluitkap (10) op de connector van 15 mm te zetten.
LET OP: Ter voorbereiding van de canule moet ervoor worden
gezorgd dat de bovenste luchtwegen van de patiënt vrij zijn.
Het vrijmaken van de bovenste luchtwegen geschiedt evt. door
uithoesten of door afzuigen van mogelijk aanwezig secreet. Het
manchet moet gedeblokkeerd worden. Bij het afsluiten van de
canule moeten ademhaling en levenstekens van de patiënt door
een daartoe opgeleide persoon worden geobserveerd. Indien
er ademnood optreedt, moet de sluiting meteen worden ver-
wijderd.
9.4
Venstering openhouden
Bij langdurig gebruik van de canule moet regelmatig gecontroleerd
NL
125