Tracoe twist REF 301 Instrucciones De Uso página 126

ingevoerd. Bij het inbrengen houdt u de canule bij de plaat (5)
vast en drukt u de obturator met de duim stevig in het bovenste
uiteinde van de externe canule. Om het inbrengen te vereenvou-
digen, kan een dun laagje van een wateroplosbaar glijmiddel op
het uitstekende gedeelte van de obturator bij het patiëntuiteinde
en dit gedeelte van de canule en het manchet worden gesmeerd.
2. Na het inbrengen van de canule in de luchtpijp van de
patiënt moet de obturator onmiddellijk verwijderd worden.
3. Daarna moet de interne canule worden ingebracht. Om
de interne canule te bevestigen houdt u de plaat met de vin-
gertoppen vast en draait u de connector van de interne canule
tot deze vastklikt, d.w.z. tot de blauwe pijlen en/of markeringen
tegenover elkaar staan (C).
4. De canuleband (12) moet worden bevestigd aan de canu-
leplaat (5), om de canule te bevestigen.
5. Vervolgens moet de positie en de werking van de canule
worden gecontroleerd (zie hfdst. 6 Waarschuwingen). De trachea
en de canule moeten zo nodig zorgvuldig worden afgezogen, om
een vrije luchtweg te garanderen.
6. Er moet ter beademing een verbinding tussen de gestan-
daardiseerde 15 mm-connector (3) van de binnencanule en het
beademingsapparaat worden gemaakt.
Bij canule met manchet:
7. Het manchet moet via de controleballon (2a) gevuld wor-
den. Zorg er hierbij voor dat de canule bij het inbrengen niet
beschadigd wordt. De manchetdruk moet afzonderlijk op de
beademingstherapie worden afgestemd, regelmatig worden ge-
controleerd en moet normaal tussen 20 cmH
30 cmH O (≈ 22 mmHg) liggen. Als een handmanometer wordt
2
aangesloten, daalt de druk in de manchet. Dit effect is sterker bij
kleinere maten.
8.4 Canule verwijderen (zie hfdst. 8.2)
Voor het verwijderen van de canule moeten de volgende voorbe-
reidingen worden getroffen:
• het hoofd lichtjes naar achteren buigen en
• bij canules met manchet het manchet volledig deblokke-
ren (zie hfdst. 8.5)
8.5 Manchet deblokkeren
Voor het deblokkeren van het manchet moeten maatregelen wor-
den getroffen om zo weinig mogelijk secreet in de bronchiën te
laten belanden. Tijdens het deblokkeren moet het secreet met
behulp van een door de canule geschoven afzuigkatheter wor-
den afgezogen. Bij een canule met subglottische afzuiging dient
O (≈ 15 mmHg) en
2
NL
123