worden of de filter niet verstopt is door secreet, korsten of ingroei-
end weefsel. Indien nodig moet de canule worden vervangen.
9.5
Gebruik van REF 306, REF 888-306
met subglottische afzuigvoorziening
Deze canules hebben een op de buitenboog van de buitenca-
nule gefixeerde, platte afzuigslang (9), die met twee openingen
direct boven het manchet (2) eindigt. De afzuigslang beschikt
over een vrouwelijke Luer-connector, waarlangs een afzuiging
met behulp van een spuit kan worden uitgevoerd. Alternatief kan
een gepast afzuigapparaat met vacuümregelaar in combinatie
met de bijgaande connectoren (11) worden gebruikt. Na het af-
zuigen moet de Luer-connector worden gesloten.
LET OP:
•
Bij het afzuigen moet worden gecontroleerd of niet
gedurende langere tijd een hoge onderdruk wordt uitgeoefend
(- max. 200 mbar).
•
Om te voorkomen dat de subglottische ruimte uitdroogt,
raden we een intermitterende afzuiging aan.
•
De afzuigslang kan door secreet of door het aanzuigen
aan de tracheale slijmhuid verstopt raken. Indien een spoeling
van de afzuigslang gepland is (bijv. met een kleine hoeveelheid
NL
lucht of fysiologische oplossing), moet erop gelet worden dat het
manchet voldoende geblokkeerd is (aspiratiegevaar).
•
Door de afzuigslang is het mogelijk dat in de buurt van
het tracheostoma afknellingen ontstaan of dat het tracheostoma
onrond wordt. In deze gevallen moet de behandelende arts be-
slissen of dit soort canule verder gebruikt kan worden.
9.6
Gebruik van REF 309 met luchttoevoer voor spraak
De canule bevat een toevoerslang, die in het midden van de bui-
tenste bocht van de externe canule eindigt en 4 openingen heeft.
De toevoerslang beschikt over een T-connector. Aan de coni-
sche opening kan de slang met lucht- of zuurstoftoevoer van de
intensivecare-eenheid worden gekoppeld. Bij opening van de
uitlaat aan de zijkant kan de toegevoerde lucht of zuurstof uitstro-
men. Als de opening aan de zijkant opzettelijk wordt afgesloten,
stroomt de lucht of zuurstof via de luchtpijp in het strottenhoofd,
waardoor stemvorming mogelijk wordt.
LET OP: De toegevoerde lucht of zuurstof voor de spraak moet
altijd bevochtigd worden; de toegevoerde hoeveelheid mag
maximaal 8 – 12 l/min. zijn.
126