2. De hogedrukslang controleren (zie hoofdstuk "Ver-
zorging en onderhoud/onderhoudsintervallen/Voor
elk gebruik").
3. De schroefdraad aan de hogedrukslang en aan ap-
paraat/pistool iets insmeren.
4. De hogedrukslang met het hogedrukpistool verbin-
den. Maximale slanglengte 40 m, DN 6.
5. De hogedrukslang met de hogedrukaansluiting ver-
binden.
6. De sproeierhouder op de straalbuis schroeven.
7. De sproeier in de sproeierhouder plaatsen.
8. De wartelmoer erop schroeven en handvast aan-
trekken.
Vanginrichting hogedrukslang
1. Hogedrukslang op het hogedrukpistool borgen.
Afbeelding F
Vanglus
1
2. Hogedrukslang op het apparaat borgen.
Afbeelding G
Oogbout
1
Vanglus
2
Inbedrijfstelling
LET OP
Beschadigingsgevaar
Een te groot hellingspercentage kan schade aan de mo-
tor veroorzaken.
Het apparaat niet gebruiken als de helling meer dan 15°
bedraagt.
Het apparaat beveiligen tegen kantelen als het op een
helling staat.
Beschadigingsgevaar
Bepaalde bedrijfsomstandigheden kunnen leiden tot
verminderde motorprestaties en voortijdige motorslijta-
ge.
Gebruik in extreem stoffige omstandigheden, aanwe-
zigheid van chemische gassen of dampen, of zoutnevel
vermijden. De motor beschermen tegen regen en over-
stroming.
De motor nooit gebruiken zonder het luchtfilterinzetstuk.
Apparaat controleren
1. Voor elk gebruik onderhoudswerkzaamheden uit-
voeren (zie "Verzorging en onderhoud").
Brandstof tanken
Alleen diesel tanken. De brandstof mag geen verontrei-
nigingen bevatten.
1. Het deksel van de vulopening van de brandstoftank
verwijderen.
2. Brandstof in de vulopening doen terwijl u de niveau-
indicatie in de gaten houdt.
3. Stoppen met vullen wanneer de wijzer van de ni-
veau-indicatie naar "F" wijst. De tank niet te vol gie-
ten.
4. Het deksel op de vulopening plaatsen en het vast-
draaien.
Oliepeil van de hogedrukpomp controleren
1. Het apparaat horizontaal neerzetten.
2. Het oliepeil moet zich in het midden van de oliepei-
lindicatie of van de oliepeilstok bevinden.
3. Indien nodig, olie bijvullen (zie "Technische gege-
vens").
Wateraansluiting
Aansluiting aan een waterleiding
WAARSCHUWING
Terugstroom van vervuild water in het drinkwater-
net
Gezondheidsrisico
Neem de voorschriften van uw waterbedrijf in acht.
Overeenkomstig de voorschriften mag het apparaat
nooit zonder systeemscheider op het drinkwaternet
worden gebruikt. Gebruik een systeemscheider van KÄ-
RCHER of een andere systeemscheider conform EN
12729 Type BA. Water dat door een systeemscheider
stroomt, geldt niet meer als drinkwater. Sluit de
systeemscheider steeds aan op de watertoevoer, nooit
direct op de wateraansluiting van het apparaat.
1. De watertoevoer op toevoerdruk, aanvoertempera-
tuur en toevoerdebiet controleren (zie hoofdstuk
"Technische gegevens").
LET OP
Beschadigingsgevaar door vreemde voorwerpen
Niet corrosiebestendige of vervuilde slangen kunnen
deeltjes afgeven die schade in het apparaat veroorza-
ken.
Gebruik alleen corrosiebestendige, schone slangen.
2. De systeemscheider en de wateraansluiting van het
apparaat met een watertoevoerslang verbinden
(vereisten aan de watertoevoerslang zie hoofdstuk
"Technische gegevens").
3. De toevoerslang zo plaatsen dat er geen schade
door mechanische inwerkingen of trillingen kan ont-
staan.
4. De watertoevoer openen.
Apparaat ontluchten
Lagedruksysteem ontluchten
LET OP
Beschadigingsgevaar
Als er tijdens de hogedrukwerking lucht in de hogedruk-
pomp zit, kan als gevolg van cavitatie schade ontstaan.
Open het hogedrukpistool niet tijdens de ontluchting.
1. De hogedrukslang en het hogedrukpistool aanslui-
ten.
2. Voor de minimaal benodigde watertoevoerhoeveel-
heid (zie "Technische gegevens") zorgen.
3. De watertoevoer openen.
Versie Classic: Er stroomt water uit de bypassbuis.
Versie Advanced: De vlotterbak vult zich met water
4. De ontluchtingsschroef op het filter openen tot alle
lucht uit het filter is ontsnapt.
5. De ontluchtingsschroef sluiten.
6. De motor starten (zie "Werking").
7. De ontluchtingsslang van het apparaat wegtrekken.
Bij het ontluchten treedt hier water uit.
8. De ontluchtingshendel van de pomp openen tot er
een gelijkmatige waterstroom uit de ontluchtings-
slang treedt, maar minstens gedurende 90 secon-
den.
9. Sluit de ontluchtingshendel van de pomp.
Ontstaat er niet voldoende voordruk, dan schakelt de
watertekortbeveiliging het apparaat uit.
10. In dat geval zet de sleutelschakelaar op 0 zetten,
zodat de watertekortbeveiliging wordt teruggezet.
11. De motor opnieuw starten om het ontluchten voort
te zetten.
12. Het uit-/inschakelen zo vaak herhalen tot het appa-
raat storingvrij in de drukloze omloop/leegloop loopt.
Hogedruksysteem ontluchten (alleen variant
Advanced)
1. Het lagedruksysteem ontluchten zoals hierboven
beschreven.
2. De hogedruksproeier demonteren.
3. Aan de triggerhendel van het hogedrukpistool bij
een stilstaande motor trekken en deze vasthouden.
4. Wachten tot een gelijkmatige waterstraal uit de
straalbuis komt (minstens 90 seconden wachten).
5. De triggerhendel van het hogedrukpistool loslaten.
6. De apparaatschakelaar op "1/ON" zetten.
GEVAAR
Ook bij gebruik zonder hogedruksproeier komt er
een hogedrukwaterstraal uit de straalbuis.
De hogedrukstraal kan letsels veroorzaken.
Richt de straalbuis niet op personen.
7. Aan de triggerhendel van het hogedrukpistool trek-
ken en deze vasthouden tot een gelijkmatige water-
straal naar buiten komt.
8. Vertoont het apparaat bij een geopend hogedruk-
pistool langere tijd een pulserend gedrag, dan de
apparaatschakelaar op 0/OFF draaien.
9. Apparaatschakelaar op 1/ON draaien om het ont-
luchten voort te zetten.
10. Het uit-/inschakelen zo vaak herhalen tot een gelijk-
matige waterstraal naar buiten komt.
Plaatsing van het bedieningspaneel
Het bedieningspaneel kan op 5 posities van het appa-
raatframe worden geplaatst. Op die manier kan voor el-
ke toepassing de meest gunstige positie worden
gekozen.
1. Het bedieningspaneel omhoog schuiven en het
wegtrekken van het apparaatframe.
2. De bouten aan de achterkant van het bedieningspa-
neel uitlijnen met de gaten op de gekozen bevesti-
gingspositie.
3. Het bedieningspaneel tegen het buizenframe du-
wen en het vergrendelen door het naar beneden te
duwen.
Bediening
Hogedrukslang plaatsen
1. De hogedrukslang zo plaatsen dat er geen schade
door mechanische inwerkingen of trillingen kan ont-
staan.
a De slang niet onder spanning plaatsen omdat de
lengte ervan door drukwijzigingen verandert.
b De kleinste, toegestane buigradius niet onder-
schrijden.
c De slang niet verdraaien (torsie).
d Schuren tegen andere slangen, bewegende de-
len, randen en ruwe oppervlakken vermijden.
Nederlands
e Los geplaatste slangen door slangbruggen tegen
beschadiging, afwrijving en vervorming bescher-
men.
f Het slangeinde met binnendraad eerst aansluiten
als het andere slangeinde een wartelmoer bezit.
g Geen afdichtmiddel (bijv. hennep, afdichttape)
gebruiken.
h Bij de aansluiting op een ventiel (bijv. ventiel met
meerdere verbruikers) de constructieve specifi-
caties van de ventielen in acht nemen.
i Slangen tegen zonlicht en hitte beschermen.
2. De hogedrukslang met slangvanginrichtingen aan
het apparaat en aan het hogedrukpistool beveiligen.
Functiecontrole
GEVAAR
Verwondingsgevaar door een ongecontroleerd naar
buiten komende waterstraal onder maximale druk.
Een waterstraal onder maximale druk kan dodelijk letsel
veroorzaken.
Voer voor elk begin van het gebruik volgende controles
uit.
1. Controleer of het hogedrukpistool correct is gemon-
teerd.
2. Controleer of het hogedrukpistool correct met de ho-
gedrukreiniger is verbonden.
3. Controleer of de watertoevoer aan de eisen in het
hoofdstuk "Technische gegevens" voldoet en cor-
rect is uitgevoerd.
4. Ontlucht de hogedrukreiniger zoals in het hoofdstuk
"Wateraansluiting" is beschreven.
5. Spoel hogedrukreiniger, slang en hogedrukpistool
drukloos met schoon water.
6. Controleer of het apparaat aan de toestand bij leve-
ring voldoet en of er ongeoorloofde wijzigingen wer-
den uitgevoerd.
Functionele test hogedrukpistool (Dumpgun)
1. De lichtlopendheid van triggerhendel en beveili-
gingspal controleren:
a De triggerhendel moet na het loslaten automa-
tisch in de uitgangspositie terugkeren en in de
beveiligingspal vergrendelen.
b Het bedienen van de triggerhendel mag alleen na
bediening van de beveiligingspal mogelijk zijn.
2. Controleer bij een uitgeschakeld apparaat of bij het
loslaten van de triggerhendel de waterstroom on-
middellijk aan de bypassbuis naar buiten komt.
3. Herhaal stap 2 bij een lopend apparaat.
Werking
De werkdruk wordt weergegeven op de manometer.
1. De hogedrukstraal altijd eerst vanaf grotere afstand
op het te reinigen object richten om beschadiging
door te hoge druk te voorkomen.
Apparaat inschakelen
1. De watertoevoer openen.
2. Het apparaat ontluchten (zie hoofdstuk "Apparaat
ontluchten").
3. De brandstofkraan op "ON" zetten.
4. De hendel voor het motortoerental helemaal om-
hoog zetten (naar het laagste toerental).
5. De sleutelschakelaar op "1" draaien.
6. Wachten tot het controlelampje voor het choken van
de motor dooft.
LET OP
Beschadigingsgevaar
De starter kan oververhit raken.
De startpoging onderbreken als de motor na 15 secon-
den nog steeds niet draait. Minstens 30 seconden
wachten tussen 2 startpogingen.
7. De sleutelschakelaar voorbij de stand "1" blijven
draaien tot de motor start.
8. De sleutelschakelaar loslaten. Deze gaat automa-
tisch terug naar stand "1".
9. Maak de veiligheidspal van het hogedrukpistool los.
a Dumpgun: De beveiligingspal van het hogedruk-
pistool naar onderen duwen.
b Dryshut: De beveiligingspal van het hogedruk-
pistool naar boven zwenken.
GEVAAR
Verwondingsgevaar door krachten aan de hoge-
drukslang bij drukwijziging
De gebruiker kan door beweging van de hogedrukslang
zijn stabiliteit verliezen en vallen.
Voor het gebruik van het apparaat een stabiele li-
chaamshouding aannemen.
10. Aan de triggerhendel trekken.
11. De werkdruk instellen door de hendel voor het mo-
tortoerental te verplaatsen. 100 MPa (1000 bar)
mag niet worden overschreden.
● Toerental verhogen - de hendel voor het motortoe-
rental omlaag bewegen.
● Toerental verlagen - de hendel voor het motortoe-
rental omhoog bewegen.
41